Uittreksel uit arrest nr. 56/2008 van 19 maart 2008 Rolnummer 4150 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2006 betreffende de recht

Uittreksel uit arrest nr. 56/2008 van 19 maart 2008

Rolnummer 4150

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2006 betreffende de rechten en kosten geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs, ingesteld door de VZW « Fédération des Etudiant(e)s francophones » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 februari 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 februari 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2006 betreffende de rechten en kosten geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2006) door de VZW « Fédération des Etudiant(e)s francophones », met maatschappelijke zetel te 1210 Brussel, Haachtsesteenweg 25, Aurian Bourguinon, wonende te 1325 Chaumont-Gistoux, rue du Fief de Liège 8, en Lionel Mulpas, wonende te 7300 Boussu, rue Ferrer 42.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling

    B.1. Artikel 12, § 2, van de wet van 29 mei 1959 « tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving », zoals het was geformuleerd vóór de wijziging ervan bij artikel 1 van het decreet van 20 juli 2006 « betreffende de rechten en kosten geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs », bepaalde voor de Franse Gemeenschap :

    Een schoolgeld moet betaald worden door de studenten van de instellingen voor hoger onderwijs met volledig leerplan van het korte type en het lange type.

    De Executieve bepaalt het bedrag van dit schoolgeld :

    1° in het hoger onderwijs van het korte type, tussen 124 EUR en 161 EUR;

    2° [...];

    3° in het hoger onderwijs van het lange type, tussen 248 EUR en 372 EUR;

    4° op 50 EUR voor de inschrijving voor een aggregatie voor het hoger secundair onderwijs of voor een aanvullend examen.

    Voor de studenten die een toelage genieten die wordt toegekend door de dienst studietoelagen van de Franse Gemeenschap krachtens de wet van 19 juli 1971 tot toekenning van studietoelagen en -leningen en het decreet van 7 november 1983, dat voor de Franse Gemeenschap de studietoelagen en -leningen regelt, gecoördineerd op 7 november 1983, alsook voor de studenten die houder zijn van een attest van beursstudent uitgereikt door het ABOS, worden deze bedragen respectievelijk teruggebracht tot 25 EUR in het hoger onderwijs van het korte type en tot 37 EUR in het hoger onderwijs van het lange type. Voor de in dit lid bedoelde studenten mag geen bijkomend recht naast het hun toegepaste collegegeld geheven worden.

    Voor de studenten die niet in het derde lid bedoeld zijn, kan dat bijkomend inschrijvingsgeld het bedrag van 422 euro niet overschrijden voor het hoger onderwijs van het lange type en van 282 euro voor het hoger onderwijs van het korte type. Daarenboven kan dat bijkomend inschrijvingsgeld de door de instellingen opgelegde bedragen voor het academiejaar 2004-2005 niet overschrijden. De Regeringscommissarissen controleren de naleving van deze bepaling.

    De in het vierde lid vastgestelde maximale bedragen worden elk academiejaar verminderd met tien percent van het oorspronkelijk bedrag. Voor de studenten van eenvoudige afkomst worden die maximale bedragen elk academiejaar verminderd met twintig procent van het oorspronkelijk bedrag. De Regering bepaalt wat er verstaan moet worden onder student van eenvoudige afkomst.

    Voor de studenten die niet bedoeld zijn in het derde lid, die vragen om in een hogeschool ingeschreven te worden en op wie artikel 8 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen van toepassing is, mag er geen verschil qua behandeling zijn ten opzichte van de studenten die hun inschrijving vragen in eenzelfde categorie van dezelfde hogeschool en die niet bedoeld zijn in het derde lid en op wie artikel 8 van het voormelde decreet van 9 september 1996 niet van toepassing is.

    Voor de studenten die niet bedoeld worden onder het derde lid, die vragen ingeschreven te worden in een instelling van hoger artistiek onderwijs bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet van 5 augustus 1995 betreffende diverse maatregelen in verband met het hoger onderwijs en waarvoor artikel 9 van voornoemd decreet van 5 augustus 1995 van toepassing is, kan er geen verschil in behandeling bestaan ten opzichte van de studenten die hun inschrijving vragen in eenzelfde afdeling van dezelfde instelling voor hoger artistiek onderwijs bedoeld in artikel 6, § 1, van het voornoemd decreet van 5 augustus 1995, die niet bedoeld worden in het derde lid en voor wie artikel 9 van voornoemd decreet van 5 augustus 1995 niet van toepassing is.

    De in deze paragraaf bedoelde bedragen zijn als volgt gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen :

    Basisbedrag x indexcijfer voor de maand november voor de opening van het betrokken academiejaar/Indexcijfer november 1991

    De Executieve bepaalt de wijze van inning van het schoolgeld.

    Voor het academiejaar 2005-2006 worden de werkelijke kosten voor de goederen en diensten die individueel aan de student verleend worden, niet als bijkomend inschrijvingsgeld beschouwd. Die kosten worden vermeld in het studiereglement van elke instelling. Zij kunnen de bedragen die door de instellingen opgelegd zijn voor het academiejaar 2004-2005 niet overschrijden.

    Voor het academiejaar 2006-2007 en de volgende academiejaren stelt de Regering respectievelijk voor de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor Architectuur de lijst vast van de werkelijke kosten voor de goederen en diensten die aan de studenten verleend worden en niet als bijkomend inschrijvingsgeld worden beschouwd. Die kosten worden vermeld in het studiereglement van elke instelling.

    De lijst met de kosten vermeld in het studiereglement, bedoeld bij het vorig lid, wordt opgesteld op basis van het eensluidend advies van een overlegcommissie opgericht binnen elke richting en samengesteld uit vertegenwoordigers van het bestuur van de inrichting, personeelsleden en vertegenwoordigers van de studenten. De Regering kan de regels voor de samenstelling en de werking van deze commissie bepalen.

    De kosten die niet specifiek zijn voor een opleiding worden solidair verdeeld over de studenten van eenzelfde type onderwijs

    .

    B.2. Artikel 1 van het decreet van 20 juli 2006 - dat de bestreden bepaling vormt - voegt aan die tekst de volgende drie leden toe :

    Het totaal bedrag dat van de student geëist wordt krachtens het tweede lid, het vierde lid en het elfde lid, mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van 593 euro. Voor de studenten bedoeld in het derde lid, is dat maximumbedrag gelijk aan 80 euro.

    Voor de instellingen die, voor het academiejaar 2005-2006, een totaal bedrag hebben geïnd dat hoger is dan de maximumbedragen vastgesteld in het vorige lid, is dat maximumbedrag echter gelijk, voor de academiejaren 2006-2007 tot 2010-2011, aan het totaal bedrag geïnd voor het academiejaar 2005-2006, elk jaar verminderd, vanaf het academiejaar 2007-2008, met 20 procent van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT