Uittreksel uit arrest nr. 134/2007 van 24 oktober 2007 Rolnummer 4185 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 18 van het « Verdrag te Brussel, op 28 Maart 1925, gesloten [...] tusschen België
Uittreksel uit arrest nr. 134/2007 van 24 oktober 2007
Rolnummer 4185
In zake : de prejudiciÎle vraag over artikel 18 van het ´ Verdrag te Brussel, op 28 Maart 1925, gesloten [...] tusschen BelgiÎ en Nederland betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten ª, goedgekeurd bij de wet van 16 augustus 1926, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts,
wijst na beraad het volgende arrest :
-
Onderwerp van de prejudiciÎle vraag en rechtspleging
Bij arrest van 26 maart 2007 in zake de NV ´ J.S.T. Europe ª tegen de vennootschap naar Nederlands recht ´ Integrated Mechanization Solutions B.V. ª, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 april 2007, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciÎle vraag gesteld :
´ Schendt artikel 18 van het Belgisch-Nederlands verdrag van 28 maart 1925, goedgekeurd bij wet van 16 augustus 1926 en verschenen in het Belgisch Staatsblad van 27 juli 1929, betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het bepaalt dat de beslissing van de voorzitter voorzien in de artikelen 15, 16 en 17 van dit verdrag (ter zake : het exequatur verleend door de voorzitter van de rechtbank voor burgerlijke zaken, zie artikel 15 van het verdrag) niet vatbaar is voor verzet maar kan worden aangevochten door het middel van hoger beroep binnen veertien dagen na tegenspraak, en binnen veertien dagen na de dag van haar betekening in geval van verstek, en dit terwijl de gewone termijn voor hoger beroep in burgerlijke zaken, zoals vastgesteld in artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek, ÈÈn maand bedraagt te rekenen vanaf de betekening van het vonnis ? ª.
(...)
-
In rechte
(...)
B.1.1. De prejudiciÎle vraag heeft betrekking op artikel 18 van het Verdrag van 28 maart 1925...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI