Uittreksel uit arrest nr. 64/2014 van 3 april 2014 Rolnummer : 5666 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 9 van de wet van 17 maart 2013 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van

Uittreksel uit arrest nr. 64/2014 van 3 april 2014

Rolnummer : 5666

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 9 van de wet van 17 maart 2013 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (opheffing van artikel 31, § 5, van de wet van 17 mei 2006), ingesteld door L.L.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 juni 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 juni 2013, heeft L.L. beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 9 van de wet van 17 maart 2013 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 2013), waarbij artikel 31, § 5, van de voormelde wet van 17 mei 2006 wordt opgeheven.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling

    B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 9 van de wet van 17 maart 2013 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, dat bepaalt :

    In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt § 5 opgeheven

    .

    B.1.2. De wet waarnaar de bestreden bepaling verwijst, is de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

    Het thans opgeheven artikel 31, § 5, van die wet luidde :

    Indien het advies van de directeur niet wordt meegedeeld binnen de in de artikelen 29, § 3 en 30, § 2, voorziene termijn kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op schriftelijk verzoek van de veroordeelde, de minister op straffe van een dwangsom veroordelen tot het uitbrengen van zijn advies, via de directeur, binnen de termijn voorzien door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en om aan de veroordeelde een afschrift van dit advies ter kennis te brengen.

    De Voorzitter doet uitspraak na de veroordeelde en de minister of zijn gemachtigde te hebben gehoord, op advies van het openbaar ministerie, binnen vijf dagen na ontvangst van het verzoek.

    Tegen deze beslissing staat geen enkel rechtsmiddel open

    .

    B.1.3. Artikel 30 van de wet van 17 mei 2006, sinds de wijziging ervan bij de wet van 17 maart 2013, bepaalt :

    § 1. De voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering worden toegekend door de strafuitvoeringsrechter op schriftelijk verzoek van de veroordeelde.

    § 1/1. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de gevangenis.

    De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur.

    § 2. De directeur brengt een advies uit uiterlijk vier maanden na de ontvangst van het schriftelijk verzoek van de veroordeelde. De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing

    .

    B.1.4. Artikel 31 van de wet van 17 mei 2006, sinds de wijziging ervan bij de wet van 17 maart 2013, bepaalt :

    § 1. Om zijn advies op te stellen, stelt de directeur een dossier samen en hoort hij de veroordeelde. Dit dossier omvat :

    - een afschrift van de opsluitingsfiche;

    - een afschrift van de vonnissen en arresten;

    - de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld;

    - een uittreksel uit het strafregister;

    - de datum waarop de veroordeelde kan worden toegelaten tot de desbetreffende strafuitvoeringsmodaliteit;

    - het verslag van de directeur dat wordt opgesteld overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels;

    - in voorkomend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT