UITLEVERINGSWET. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-1985 en tekstbijwerking tot 26-02-1999), de 15 mars 1874

Artikel 1. ß 1. De Regering kan ter uitvoering van verdragen die met vreemde Staten op grondslag van wederkerigheid zijn gesloten, de uitlevering toestaan van vreemdelingen die door buitenlandse rechterlijke autoriteiten worden vervolgd als dader, mededader of medeplichtige wegens overtreding van de strafwet, dan wel gezocht worden voor de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel.

Onder maatregel in de zin van deze wet wordt verstaan iedere maatregel die vrijheidsbeneming meebrengt en die bij vonnis van de strafrechter wordt opgelegd naast of in de plaats van een straf.

ß 2. Grond voor uitlevering kunnen alleen die feiten opleveren welke luidens de Belgische en de buitenlandse wet strafbaar zijn met een vrijheidsstraf waarvan de maximumduur groter is dan ÈÈn jaar.

Wanneer de uitlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een reeds uitgesproken straf, moet een gevangenisstraf van ten minste ÈÈn jaar zijn opgelegd. Wanneer zij wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een veiligheidsmaatregel, moet de vrijheidsbeneming voor onbepaalde tijd of voor ten minste vier maanden zijn opgelegd.

Wanneer het strafbaar feit waarvoor de uitlevering gevraagd wordt, in de verzoekende Staat strafbaar is met de doodstraf, staat de Regering de uitlevering slechts toe indien de verzoekende Staat uitdrukkelijke zekerheden geeft dat de doodstraf niet zal uitgevoerd worden.

ß 3. Indien het verzoek om uitlevering betrekking heeft op verscheidene afzonderlijke feiten die elk luidens de Belgische en de buitenlandse wet strafbaar zijn met een vrijheidsstraf, maar waarvan sommige niet voldoen aan het vereiste inzake strafmaat, kan de uitlevering ook voor die feiten worden toegestaan, zelfs indien alleen geldboete is opgelegd.

Art. 2. Evenwel, wanneer de misdaad of het wanbedrijf dat aan het verzoek ten grondslag ligt, buiten het grondgebied van de verzoekende partij is begaan, kan de Regering, voor zover ter zake wederkerigheid bestaat, de vervolgde of veroordeelde vreemdeling slechts uitleveren in de gevallen waarin de Belgische wet de vervolging van die misdrijven, buiten het Belgische grondgebied gepleegd, toelaat.

Art. 2bis. Uitlevering kan niet worden toegestaan wanneer er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het verzoek gedaan is met de bedoeling een persoon te vervolgen of te straffen op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit of politieke gezindheid, dan wel dat de positie van de betrokkene om ÈÈn van deze redenen ongunstig...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT