Uitleveringsverdrag tusschen België en de Republiek Cuba., de 29 octobre 1904

Artikel 1. De Belgische Regeering en de Regeering van Cuba verbinden zich tot wederzijdsche uitlevering, op aanvraag door de eene aan de andere te doen, en met enkele uitzondering van hare eigene landgenooten, der personen die door de rechterlijke overheid van eene van beide partijen vervolgd of veroordeeld zijn als daders van of medeplichtigen aan een der misdaden of wanbedrijven, in artikel 2 opgesomd, en die op het grondgebied der andere partij worden gevonden.

Wanneer het feit, waarop de vraag tot uitlevering is gegrond, begaan werd buiten het grondgebied van den verzoekenden Staat, kan er aan die vraag gevolg worden gegeven indien de wetgeving van het aanzochte land de vervolging gedoogt wegens dergelijk buitenlands gepleegd feit.

Art. 2. De misdaden en wanbedrijven, waarvoor de uitlevering wordt toegestaan, zijn :

  1. Manslag met voorbedachten rade, waaronder ook begrepen sluipmoord, moord, oudermoord, kindermoord en vergiftiging;

  2. Brandstichting;

  3. Slagen of kwetsuren, vrijwillig toegebracht, hetzij met voorbedachten rade, hetzij wanneer er eene gebrekkigheid of bestendige onbekwaamheid tot persoonlijk werk, het verlies of de ontbering van het volkomen gebruik van een lid, het oog of elk ander zintuig, of de dood, zonder inzicht om dien toe te brengen, op volgde;

  4. Verkrachting; feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met geweld gepleegd; feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld gepleegd op kinderen onder den leeftijd, bepaald door de strafwetten van beide landen;

  5. Schaking van minderjarigen, verheling, wegmaking, vervanging of onderschuiving van een kind;

  6. Diefstal;

  7. Beschadiging of belemmering van spoorwegen waardoor het leven der reizigers in gevaar gesteld wordt of kan worden;

  8. Zeeroof of muiterij aan boord van een schip, wanneer het scheepsvolk of de passagiers zich van het schip meester gemaakt hebben door overrompeling of geweld jegens den schipper;

  9. Valschheid in geschriften of vervalsching van openbare bescheiden, handels- of private stukken; vervalsching van telegrammen; gebruik maken van valsche stukken;

  10. Verminking of bedriegelijke verminking van officieele akten, uitgaande van de Regeering of van de openbare overheid, alsmede van de rechtbanken;

    Bedriegelijk gebruik van de aldus verminkte of vervalschte akten;

  11. Maken van valsche muntspeciën; vervalschen of verminken van titels of koepons van de openbare schuld, van nationale of vreemde bankbriefjes, van muntpapier of andere openbare kredietwaarden, stempels, afdruksels, zegels, merken van den Staat of van eenig openbaar beheer.

    In omloop brengen of bedriegelijk gebruiken van voormelde verminkte of vervalschte voorwerpen;

  12. Verduistering van openbare penningen door bewaarders of openbare beambten;

  13. Bedriegelijke bankbreuk;

  14. Afpersing; bedreigingen tot het plegen jegens de personen of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT