27 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 122 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de gelijkgestelde perioden

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, maakt deel uit van de maatregelen in het kader van de hervorming van de werknemerspensioenen die werd ingezet door de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen. Het voorziet meer bepaald in de uitvoering van artikel 122 van de voormelde wet van 28 december 2011 door te voorzien in bijzondere toekennings- en berekeningsregels voor bepaalde met arbeidsvakken gelijkgestelde perioden gelegen vanaf 1 januari 2012.

Daarnaast bevat het nog andere wijzigingen inzake de gelijkgestelde perioden in het kader van de wettelijke pensioenen voor werknemers. Zo beschermt het de pensioenrechten van bepaalde bruggepensioneerden die het werk deeltijds hebben hervat.

  1. Het opzet van het koninklijk besluit

    Een van de doelstellingen van deze regering op het gebied van het sociaal beleid is werk lonender te maken. Deze doelstelling dient mede gerealiseerd te worden door een aantal gelijkgestelde perioden minder gunstig te behandelen in het kader van de berekening van het pensioen. Dit is als volgt omschreven in het regeerakkoord op bladzijde 104.

    2.2.5. Bij de pensioenberekening het werk meer laten doorwegen ten opzichte van de periodes van inactiviteit

    De regering zal de mogelijkheid onderzoeken om de uitvoeringsregels voor de gelijkstelling van de voor alle pensioenstelsels gemeenschappelijke periodes op elkaar af te stemmen.

    De werkloosheid van de 3e periode en de brugpensioenperioden voor 60 jaar zullen in de pensioenberekening gevaloriseerd worden op basis van het minimumrecht per loopbaanjaar, met uitzondering van de brugpensioenen in geval van een bedrijf in moeilijkheden of herstructurering, evenals die welke ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 werden genomen.

    De periodes van vrijwillige werkonderbreking, buiten het gemotiveerde tijdskrediet en de thematische verloven, zullen bij de pensioenberekening nog voor maximum een jaar gevaloriseerd worden. In geval van een arbeidsduurvermindering van 1/5e zal deze gelijkstelling in dagen kunnen worden geteld.

    Deze maatregelen zullen voor de betrokken periodes vanaf 2012 in werking treden.

    In essentie wordt aan deze bepaling van het regeerakkoord uitvoering gegeven door het pensioen in verband met vier gelijkgestelde perioden niet meer te berekenen op basis van het normaal fictief loon, maar op basis van het referteloon dat als basis dient om het minimumrecht per loopbaanjaar te berekenen, hetgeen hierna verder verduidelijkt zal worden. Dit gebeurt enkel wanneer het referteloon lager ligt dan het normaal fictief loon. Wanneer het normaal fictief loon lager ligt dan het referteloon, wordt het pensioen berekend op het normaal fictief loon.

    Het gaat om de volgende vier gelijkgestelde perioden :

    - de derde periode van de werkloosheid;

    - het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;

    - het pseudobrugpensioen;

    - en de landingsbanen en de daarmee vergelijkbare verminderingen van arbeidsprestaties in het kader van de loopbaanonderbreking aan het einde van de loopbaan.

    Dat de keuze op deze vier gelijkgestelde perioden is gevallen, heeft te maken met andere doelstellingen van de federale regering inzake sociaal beleid.

    Enerzijds beoogt de minder gunstige behandeling, op vlak van pensioenen, van de derde periode van de werkloosheid de re-integratie op de arbeidsmarkt te bevoordelen.

    Anderzijds kadert de minder gunstige behandeling qua pensioenen van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, het pseudo-brugpensioen, de landingsbanen en de gelijkaardige verminderingen van de arbeidsprestaties in het kader van de loopbaanonderbreking op het einde van de loopbaan in de politiek om meer oudere werknemers aan het werk te houden.

    In die optiek moeten systemen waarbij oudere werknemers vervroegd uit de arbeidsmarkt treden, verder ontmoedigd worden.

    De invloed van de nieuwe pensioenberekening voor deze vier gelijkgestelde perioden mag niet worden onderschat. Zeker wanneer het gaat om langdurige periodes van inactiviteit, kan de impact op de hoogte van het pensioen zeer betekenisvol zijn.

    Daarom is er diepgaand overleg met de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties geweest om na te gaan welke sociale correcties er dienden te worden aangebracht. Dit heeft geleid tot een princiepsverklaring van de regering van medio februari 2012. De afspraken die in deze princiepsverklaring werden gemaakt, zijn allemaal in het ontwerp van koninklijk besluit opgenomen. Daarnaast heeft het Beheerscomité van de RVP over dit ontwerp twee adviezen geformuleerd, met name op 5 november 2012 en 17 december 2012. Deze adviezen hebben een aantal bijkomende aanpassingen meegebracht.

    Er zijn een drietal belangrijke sociale correcties te noteren.

    Ten eerste komen er twee uitzonderingen in verband met de derde vergoedingsperiode van de werkloosheid, waar verder toepassing zal worden gemaakt van het normaal fictief loon.

    - De eerste uitzondering heeft betrekking op de personen die zich op 1 november 2012 in een derde werkloosheidsperiode bevinden en op dat moment al de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt.

    - De tweede uitzondering heeft betrekking op derde vergoedingsperiodes die gelegen zijn na de 55e verjaardag, voor zover het gaat om een werkloze die vanaf de leeftijd van 50 jaar werkloos is geworden.

    Op 1 november 2012 zijn de nieuwe maatregelen op het vlak van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen in werking getreden. Het is evenwel niet de bedoeling dat de personen van 55 jaar of ouder die zich al op 1 november 2012 in een derde werkloosheidsperiode bevonden aan pensioen zouden moeten inboeten. Op de huidige arbeidsmarkt hebben werklozen van 55 jaar of ouder het (helaas) nog altijd moeilijk om nieuw werk te vinden. In dergelijke gevallen hun pensioenrechten inkorten gedurende een periode tot aan de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar, een periode die minstens 10 jaar omspant, zou disproportioneel zijn. Om dezelfde reden worden de derde vergoedingsperiodes na de 55e verjaardag eveneens niet meegenomen op basis van het beperkt fictief loon, voor zover het gaat om een werkloze die werkloos is geworden vanaf de leeftijd van 50 jaar.

    Ten tweede worden bepaalde periodes van werkloosheid met bedrijfstoeslag en bepaalde periodes van pseudobrugpensioen aan het normaal fictief loon gelijkgesteld. Dit is het geval voor die perioden van werkloosheid met bedrijfstoeslag of van pseudobrugpensioen die zich situeren na de maand waarin de betrokkene 59 jaar is geworden. Deze perioden worden dus niet meer gelijkgesteld op basis van het referteloon dat als basis dient om het minimumrecht per loopbaanjaar te berekenen.

    Verder wordt, in het kader van de landingsbanen en de vergelijkbare vermindering van arbeidsprestaties in het kader van de loopbaanonderbreking, vanaf de leeftijd van 60 jaar een periode gelijk aan 1 jaar voltijdse equivalent, dit is dus een periode van 24 maanden in het geval van een halftijdse landingsbaan of van 60 maanden in het geval van een 1/5e landingsbaan, aan het normaal fictief loon gelijkgesteld.

    Deze benadering is consistent met de ambitie om de effectieve pensioenleeftijd in België, die nu op 59,1 jaar ligt, op te trekken. Om dit oogmerk te bereiken, moeten bij voorrang die systemen van vervroegde uittreding worden aangepakt die werknemers voor de leeftijd van 59 jaar doen uitstromen.

    Ten derde worden sommige periodes van werkloosheid met bedrijfstoeslag nog altijd gelijkgesteld op basis van het normaal fictief loon, hoewel ze zich al voordoen voor de 59e verjaardag. Deze perioden waarvoor de berekening op basis van het normaal fictief loon blijft gelden waren al vastgelegd in artikel 122, 2° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 13 van de wet van 20 juli 2012.

    Twee van deze periodes van werkloosheid met bedrijfstoeslag zijn het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering (hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor werknemers met een beroepsverleden van 35 jaar die een zwaar beroep uitoefenen (art. 3, § 3 van hetzelfde koninklijk besluit van 3 mei 2007).

    In het kader van het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking is het mogelijk om vanaf de leeftijd van 50 jaar de arbeidsprestaties te verminderen in het geval van een zwaar beroep. Daarnaast is het in het kader van het tijdskrediet eveneens mogelijk om de arbeidsprestaties te verminderen in het geval van een onderneming in moeilijkheden of een onderneming in herstructurering. Het lijkt niet meer dan billijk te zijn dat, gezien hun gelijkenis met het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, ook die vormen van arbeidsduurvermindering aan het einde van de loopbaan verder worden meegenomen op basis van het normaal fictief loon.

    De hierboven genoemde sociale correcties komen bovenop de overgangsmaatregelen die al waren vastgesteld in artikel 124 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.

    Zo verandert er niets aangaande de berekening van het pensioen voor werknemers die al voor 28 november 2011 ontslagen werden met het oog op een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of die zich al op 28 november 2011 in een periode bevonden van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (art. 124, 1° en 2° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen).

    Voor personen die, in het kader van een landingsbaan of een vergelijkbaar regime van loopbaanonderbreking, hun activiteit verminderd hebben op 28 november 2011 of voor 28 november 2011 een schriftelijke aanvraag daarvoor bij hun werkgever hebben ingediend, wijzigt er evenmin iets qua pensioenberekening (art. 124, 2° en 3° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen).

    Ik ben ervan overtuigd dat hiermee de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT