Wet tot invoering van mechanismen voor een macropridentieel beleid en tot vaststelling van de specifieke taken van de Nationale Bank van België in het kader van haar opdracht om bij te dragen tot de stabiliteit van de financiële sector, de 25 avril 2014

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet geeft uitvoering aan de Aanbeveling van het Europees Comité voor Systeemrisico's (ESRB/2011/3) van 22 december 2011 inzake het macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 3. Artikel 12 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België wordt vervangen als volgt :

"Art. 12. § 1. De Bank draagt bij tot de stabiliteit van het financiële stelsel. Hiertoe en overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk IV/3 zorgt zij met name voor de opsporing, de beoordeling en de opvolging van de verschillende factoren en ontwikkelingen die de stabiliteit van het financiële stelsel kunnen aantasten, bepaalt zij door middel van aanbevelingen welke maatregelen de diverse betrokken autoriteiten ten uitvoer zouden moeten leggen om bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel als geheel, met name door de robuustheid van het financiële stelsel te versterken, door systeemrisico's te voorkomen en door de gevolgen van een eventuele verstoring te beperken, en stelt zij met dat doel de onder haar bevoegdheid vallende maatregelen vast.

Voor alle beslissingen en verrichtingen die in het kader van haar bijdrage tot de stabiliteit van het financiële stelsel worden genomen, geniet de Bank dezelfde graad van onafhankelijkheid als vastgesteld in artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

§ 2. De Bank mag daarenboven belast worden met de inzameling van statistische gegevens of met de internationale samenwerking die verband houden met iedere taak bedoeld in artikel 10.".

Art. 4. Artikel 28 van dezelfde wet vervangen als volgt :

"Art. 28. De gouverneur bezorgt aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers het jaarverslag bedoeld in artikel 284, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsook een jaarlijks verslag over de taken van de Bank met betrekking tot het prudentieel toezicht op de financiële instellingen en over haar taken in het kader van haar opdracht om bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel als bedoeld in Hoofdstuk IV/3. De gouverneur kan door de bevoegde commissies van de Kamer van volksvertegenwoordigers worden gehoord op verzoek van die commissies of op zijn eigen initiatief.

De mededelingen die krachtens dit artikel worden verricht, mogen door hun inhoud of de omstandigheden echter geen risico inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel.".

Art. 5. In dezelfde wet wordt een Hoofdstuk IV/3 ingevoegd, luidende "Taken van de Bank in het kader van haar opdracht om bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel".

Art. 6. In Hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel 5, wordt een Afdeling 1 ingevoegd, luidende "Algemene bepalingen".

Art. 7. In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 36/32 ingevoegd, luidende :

"Art. 36/32. § 1. In dit Hoofdstuk worden bepaalde taken van de Bank evenals de flankerende juridische instrumenten vastgelegd, in het kader van haar opdracht om bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel als bedoeld in artikel 12, § 1.

§ 2. Voor de toepassing van dit Hoofdstuk wordt verstaan onder :

  1. "stabiliteit van het financiële stelsel" : situatie waarin de kans op discontinuïteit of verstoring van de werking van het financiële stelsel gering is of, indien zich dergelijke verstoringen zouden voordoen, waarin de gevolgen voor de economie beperkt zouden zijn;

  2. "nationale autoriteiten" : de Belgische autoriteiten, ongeacht of ze onder de Federale Staat of onder de Gewesten ressorteren, die uit hoofde van hun respectieve bevoegdheden belast kunnen zijn met de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen die met toepassing van dit Hoofdstuk worden uitgebracht door de Bank;

  3. "GTM-verordening" : de Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;

  4. "Europese toezichthoudende autoriteiten" : de Europese Bankautoriteit opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010, de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010.".

    Art. 8. In Hoofdstuk IV/3, ingevoegd bij artikel 5, wordt een Afdeling 2 ingevoegd, luidende "Opsporing en opvolging van factoren die de stabiliteit van het financiële stelsel kunnen aantasten".

    Art. 9. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 8, wordt een artikel 36/33 ingevoegd, luidende :

    "Art. 36/33. § 1. De Bank is belast met de opsporing, de beoordeling en de opvolging van de verschillende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT