26 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de loopbaan van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, artikel 22, eerste lid, vervangen bij de wet van 31 juli 2013, de artikelen 27, § 2, 31, § 2, artikel 35, eerste lid, 3°, vervangen bij de wet van 31 juli 2013, de artikelen 39, § 1, derde lid, 43, 1°, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013, artikel 64, tweedelid, de artikelen 64/2, § 1, 64/3, tweede, derde en vierde lid, 84/1, derde lid, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2013, artikel 139, eerste lid, vervangen bij de wet van 31 juli 2013, de artikelen 139/1, tweede lid, 2°, 271/3, 271/4, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2013, en artikel 272, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2012;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juni 1974 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht;

Gelet op het protocol van onderhandelingen N-351 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 31 oktober 2013;

Gelet op het advies 54.491/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepa-lingen

Afdeling 1. - wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende :

"Art. 1bis. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. "de wet van 28 februari 2007" : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;

  2. "de krijgsmachtdelen" : de landmacht, de luchtmacht, de marine en de medische dienst.".

    Art. 2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 november 2002, wordt vervangen als volgt :

    "Art. 2. § 1. Kunneningesteld worden om de kandidaturen van de beroepsofficieren tot de graden van opperofficier te onderzoeken :

  3. voor ieder krijgsmachtdeel, een hoog comité georganiseerd voor de kandidaten van het betrokken krijgsmachtdeel;

  4. een hoog comité georganiseerd voor allekandidaten van de krijgsmacht.

    § 2. Kunnen ingesteld worden om de kandidaturen van de beroepsofficieren tot de graden van hoofdofficier te onderzoeken :

  5. een comité per militaire vakrichting, georganiseerd :

    1. hetzij per krijgsmachtdeel;

    2. hetzij voor het geheel van de krijgsmachtdelen;

  6. een comité georganiseerd per groepen van militaire vakrichtingen, bepaald door de minister van Landsverdediging, die bestaan uit :

    1. hetzij het geheel van de vakrichtingen van een krijgsmachtdeel;

    2. hetzij twee of meer vakrichtingen;

  7. een intervakrichtingencomité voor het geheel van de militaire vakrichtingen voor de officieren.

    De officieren die tot de militaire vakrichting "Muzikanten" behoren, nemen evenwel niet deel aan de comités bedoeld in het eerste lid.".

    Art. 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002, wordt vervangen als volgt :

    "Art. 5. § 1. De kandidaturen tot de graden van luitenant-generaal en generaal-majoor worden onderzocht door het hoog comité van het krijgsmachtdeel waartoe de kandidaten behoren.

    De kandidaturen tot de graden van luitenant-generaal en generaal-majoorvan de beroepsofficieren die door de in het eerste lid bedoelde comités niet tot deze graden werden aanbevolen of waarvoor er geen comités werden gehouden, worden eveneens onderzocht door het hoog comitégeorganiseerd voor allebetrokken kandidaten van de krijgsmacht.

    § 2. De kandidaturen tot de graden van hoofdofficier worden onderzocht door het comité van de vakrichting, in voorkomend geval, van het krijgsmachtdeel waartoe de kandidaten behoren.

    De kandidaturen tot de graden van hoofdofficier van de officieren die door de in het eerste lid bedoelde comités niet tot deze graden werden aanbevolen of waarvoor er geen comités werden gehouden, worden eveneens onderzocht door het comité van de groep van vakrichtingen waartoe de kandidaten behoren.

    De kandidaturen tot de graden van hoofdofficier van de officieren die door de in het eerste en het tweede lid bedoelde comités niet tot deze graden werden aanbevolen of waarvoor er geen comités werden gehouden, worden eveneens onderzocht door het intervakrichtingencomité.

    § 3. De kandidatuur voor de graad van majoor mag aan het bevoegd bevorderingscomité niet worden voorgelegd, zolang de officier niet :

  8. ten minste vijftig procent van de punten behaald heeft op een test betreffende de kennis van het Engels, georganiseerd door een organisme erkend door de directeur-generaal vorming, en waarvoor de taalcompetentie minstens het niveau 2222 moet bereiken van de eisen inzake taalcompetentie bedoeld in de standardization agreement (STANAG) 6001 van de NAVO;

  9. geslaagd is voor de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor volgens de voorwaarden vastgesteld door het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor.

    De kandidaat die de test betreffende de kennis van het Engels of de beroepsproeven te laat heeft afgelegd, en van wie de kandidatuur niet samen met die van de officieren met gelijke anciënniteit kan onderzocht worden, wordt ingeschreven op de eerste kandidatenlijst die zal worden onderzocht nadat hij, naargelang het geval, voor deze test of voor deze beroepsproeven is geslaagd.".

    Art. 4. In artikel 6, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 juni 1991 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001, worden de woorden "en korps" opgeheven.

    Art. 5. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven :

  10. artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002;

  11. artikel 14, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 1980 en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT