Koninklijk besluit tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een adoptie-uitkering ten gunste van de zelfstandigen., de 20 décembre 2006

Artikel 1. § 1. Dit besluit voert, in het kader van de prestaties tot bevordering van de verzoening van het beroepsleven en het privé-leven van zelfstandigen bedoeld in artikel 18, § 5, van koninklijk besluit nr. 38, de voorwaarden voor een adoptie-uitkering in.

§ 2. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :

  1. "koninklijk besluit nr. 38", het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;

  2. "zelfstandige", elke zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen krachtens voornoemd koninklijk besluit nr. 38 die sociale bijdragen verschuldigd is, hetzij berekend minstens op een minimuminkomen zoals bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid of 12, § 1ter eerste lid, hetzij in geval van begin van activiteit, bijdragen zoals bedoeld in artikel 40, § 1, 1° en 1°bis van voornoemd koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38;

  3. "hoofdverblijfplaats" : hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;

  4. "koninklijk besluit van 20 juli 1971" : koninklijk besluit houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

  5. "verzekeringsinstelling" : verzekeringsinstelling bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten.

Art. 2. De adoptie-uitkering wordt toegekend aan de zelfstandige, met inachtneming van de voorwaarden vastgesteld bij dit besluit, naar aanleiding van de adoptie van één of meerdere kinderen.

Art. 3. Het bedrag van de adoptie-uitkering wordt vastgesteld in functie van een periode van maximum zes weken, zo het kind bij het begin van deze de leeftijd van 3 jaar niet heeft bereikt, en maximum vier weken als het kind zich bevindt tussen de leeftijd van 3 tot 8 jaar. Tijdens deze periode mag de zelfstandige, ten persoonlijke titel, geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen. Indien de zelfstandige ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken van deze periode op te nemen, dient deze ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.

De maximumduur van deze periode...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT