Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg., de 10 décembre 2003

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. " onderneming " : elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke vereniging van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk onder de overheid ressorterend lichaam, ongeacht of het een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid;

  2. " beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg " : de activiteit van elke onderneming die, met motorvoertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt zijn om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren en daartoe ook bestemd zijn, voor het publiek of voor sommige categorieën gebruikers toegankelijk personenvervoer verricht tegen betaling door de vervoerde persoon of door degene die het vervoer organiseert;

  3. " voertuig " : ieder, bij de administratie bevoegd voor de inschrijving van de voertuigen, als autobus of autocar ingeschreven vervoermiddel dat geschikt en bestemd is om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren;

  4. " Minister " : de minister tot wiens bevoegdheid de toegang tot het beroep van ondernemer en de toegang tot de markt van het personenvervoer over de weg, behoort;

  5. " Administratie " : de federale administratie die bevoegd is voor het personenvervoer over de weg.

    Art. 2. Elke onderneming die het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg wenst uit te oefenen of dat beroep uitoefent, moet voldoen aan de bij dit besluit gestelde voorwaarden inzake betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en financiële draagkracht.

    Art. 3. Artikel 2 van dit besluit is niet van toepassing op :

  6. de onderwijsinstellingen, de openbare besturen, de ouderverenigingen, de vriendenkringen en andere gelijkaardige verenigingen die, door middel van hun eigen voertuigen, ophaalvervoer van leerlingen, alsmede ander leerlingenvervoer van lokale aard dat eraan verbonden is, organiseren;

  7. de organisatoren van vervoer bedoeld in artikel 2, tweede lid van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en autocars.

    Art. 4. § 1. De communautaire vervoervergunningen en de vergunningen vereist voor de exploitatie, in internationaal vervoer, van geregeld vervoer of bijzonder geregeld vervoer en de gebruikstoelatingen, worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van betrouwbaarheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    Onverminderd het bepaalde in het derde lid worden deze vervoervergunningen, machtigingen en gebruikstoelatingen ingetrokken wanneer de onderneming-titularis niet meer aan de voorwaarde van betrouwbaarheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    De in het tweede lid bedoelde beslissing tot intrekking bepaalt een termijn van maximum vier maanden voor de aanwerving van een plaatsvervanger, voorzover de veroordelingen die deze beslissing rechtvaardigen, niet werden uitgesproken ten laste van de natuurlijke persoon die het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg uitoefent.

    § 2. De in § 1 bedoelde vervoervergunningen, machtigingen en gebruikstoelatingen worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van vakbekwaamheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 17, §§ 2 en 3, worden deze vergunningen, machtigingen en gebruikstoelatingen ingetrokken wanneer de vergunninghoudende onderneming niet meer aan de voorwaarde van vakbekwaamheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    § 3. De in § 1 bedoelde vervoervergunningen, machtigingen en gebruikstoelatingen worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van financiële draagkracht, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 23 worden deze vergunningen en gebruikstoelatingen ingetrokken wanneer de vergunninghoudende onderneming voor geen enkel voertuig nog voldoet aan de voorwaarde van financiële draagkracht zoals voorzien in dit besluit.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 23 worden de vergunningen en de gebruikstoelatingen ingetrokken, of beperkt tot het aantal voertuigen waarvoor de borgtocht bedoeld in artikel 19 nog voldoende is.

    § 4. Elke beslissing tot weigering of tot intrekking moet met een ter post aangetekende brief betekend worden.

    HOOFDSTUK II. - Betrouwbaarheid.

    Afdeling 1. - Principe.

    Art. 5. § 1. Indien de onderneming een natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer :

  8. noch deze natuurlijke persoon, noch de door hem eventueel aangewezen personen om de vervoerwerkzaamheden van de onderneming te leiden, in België of in het buitenland een in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen;

  9. geen enkele van de in 1° bedoelde personen die, in België of in het buitenland, in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordelingen heeft opgelopen wegens inbreuken op de voorschriften inzake :

    1. de veiligheid van de voertuigen, alsook de massa's en afmetingen van deze voertuigen;

    2. de bescherming van het milieu tegen de verschillende verontreinigingen die uit de uitoefening van het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg voortvloeien;

    3. de politie over het wegverkeer;

    4. de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen en het gebruik van de tachograaf;

    5. het vervoer van personen over de weg tegen vergoeding;

    6. de in het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg geldende loon- en arbeidsvoorwaarden;

    7. de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen;

    8. de accijnstarieven voor minerale olie;

  10. deze natuurlijke persoon geen verbod is opgelegd om een koopmansbedrijf uit te oefenen krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.

    § 2. Indien de onderneming geen natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer geen enkele van de personen belast met het dagelijks bestuur van de onderneming en geen enkele van de personen aangewezen om de werkzaamheden van de onderneming te leiden :

  11. een veroordeling hebben opgelopen als bedoeld in § 1, 1°;

  12. veroordelingen hebben opgelopen als bedoeld in § 1, 2°;

  13. een verbod hebben opgelopen krachtens het in § 1, 3°, bedoelde koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934.

    Wanneer een rechtspersoon belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming, is de in het eerste lid vermelde voorwaarde eveneens van toepassing op alle natuurlijke personen die zijn aangewezen om deze rechtspersoon te leiden.

    § 3. Voor te toepassing van de in § 1, 1° bedoelde bepalingen worden als ernstige strafrechtelijke veroordelingen beschouwd :

  14. elke strafrechtelijke veroordeling die aanleiding heeft gegeven tot een geldboete van meer dan 4 000 euro of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden;

  15. elke strafrechtelijke veroordeling die aanleiding heeft gegeven tot een geldboete van meer dan 2 000 euro maar die 4 000 euro niet overschrijdt, of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie maanden maar die zes maanden niet overschrijdt en waarvoor de Minister of zijn gemachtigde in het betrokken geval een ongunstige beoordeling geeft.

    § 4. Voor de toepassing van de in § 1, 2° bedoelde bepalingen worden als ernstige strafrechtelijke veroordelingen wegens inbreuken op de genoemde voorschriften beschouwd :

  16. wanneer geen enkele strafrechtelijke veroordeling in het buitenland werd opgelopen :

    1. de strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 2 000 euro of tot een totale hoofdgevangenisstraf van meer dan vier maanden;

    2. de strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 1 000 euro maar die 2 000 euro niet overschrijdt of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie maanden maar die vier maanden niet overschrijdt en waarvoor de Minister of zijn gemachtigde, in het betrokken geval, een ongunstige beoordeling geeft;

  17. wanneer één of meer strafrechtelijke overtredingen in het buitenland werden opgelopen :

    1. de in België opgelopen strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 2 000 euro of tot een totale hoofdgevangenisstraf van meer dan vier maanden;

    2. Onverminderd het in a) bedoelde geval, de in België en in het buitenland opgelopen strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 1 000 euro of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie maanden en waarvoor de Minister of zijn gemachtigde in het betrokken geval een ongunstige beoordeling geeft.

    § 5. Voor de toepassing van de §§ 1 tot 4 gelden tevens de volgende bepalingen :

  18. er wordt geen rekening gehouden met :

    1. veroordelingen tot een geldboete die niet hoger is dan 75 euro of tot een hoofdgevangenisstraf die niet hoger is dan vijftien dagen;

    2. straffen of gedeelten van straffen met uitstel indien de geldboete minder dan 1 000 euro of de hoofdgevangenisstraf minder dan drie maanden bedraagt;

  19. bij de strafrechtelijke geldboeten worden de opdeciemen buiten beschouwing gelaten; bij veroordelingen wegens inbreuken waarop de wetgeving betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten geen toepassing vindt, is het in aanmerking te nemen bedrag gelijk aan het quotiënt van de deling van het bedrag van de opgelegde boeten door 60;

  20. de in § 3, 2°, § 4, 1°, b) en § 4, 2°, b) bedoelde beoordeling van de Minister of zijn gemachtigde kan slechts gebeuren na gemotiveerd advies van de in artikel 30 bedoelde Commissie van advies van het personenvervoer over de weg; bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met één of meer van de volgende criteria : het effect van de inbreuken op de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT