Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg., de 21 avril 2007

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.

Artikel 1. Dit besluit beoogt inzonderheid de omzetting van de richtlijn 96/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers, gewijzigd bij de richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1 oktober 1998 en bij de richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004.

Dit besluit voert tevens de toepassing uit van de verordening 684/92/EEG van de Raad van de Europese Unie van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, gewijzigd bij de verordening 11/98/EG van de Raad van 11 december 1997.

Art. 2. Dit besluit is niet van toepassing :

  1. op de onderwijsinstellingen, de openbare besturen, de ouderverenigingen, de vriendenkringen en andere gelijkaardige verenigingen die, door middel van hun eigen voertuigen, ophaalvervoer van leerlingen, alsmede ander leerlingenvervoer van lokale aard dat eraan verbonden is, organiseren;

  2. op de vervoerondernemingen voor wat betreft het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

  3. op diegenen die vervoer voor eigen rekening verrichten.

    Art. 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  4. " onderneming " : elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke vereniging van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk onder de overheid ressorterend lichaam, ongeacht of het een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid;

  5. " beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg " : activiteit van elke onderneming die, met motorvoertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt zijn om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren en daartoe ook bestemd zijn, voor het publiek of voor sommige categorieën gebruikers toegankelijk personenvervoer verricht tegen betaling door de vervoerde persoon of door degene die het vervoer organiseert;

  6. " voertuig " : ieder, bij de administratie bevoegd voor de inschrijving van de voertuigen, als autobus of autocar ingeschreven vervoermiddel dat geschikt en bestemd is om met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren;

  7. " Minister " : minister tot wiens bevoegdheid de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg, behoort;

  8. " Administratie " : federale administratie die bevoegd is voor het personenvervoer over de weg;

  9. " vervoer voor eigen rekening " : vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden door degene die het verricht, wordt gedaan, op voorwaarde dat :

    - de vervoersactiviteit voor degene die het verricht slechts een bijkomende activiteit vormt,

    - de gebruikte voertuigen eigendom zijn van degene die het verricht, of door hem op afbetaling zijn aangekocht, of waarvoor een leasing overeenkomst op lange termijn is afgesloten en mits zij door een personeelslid van degene die het vervoer verricht of door hemzelf worden bestuurd.

    Art. 4. Dit besluit is van toepassing op de ondernemingen die willen toetreden tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg of die dit beroep reeds uitoefenen.

    Art. 5. De ondernemingen bedoeld in artikel 4 moeten voldoen aan de voorwaarden inzake betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en financiële draagkracht vastgesteld door dit besluit.

    Art. 6. § 1. De gebruikstoelatingen en de communautaire vervoervergunningen worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van betrouwbaarheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    Deze gebruikstoelatingen en communautaire vervoervergunningen worden ingetrokken wanneer de onderneming-titularis niet meer aan de voorwaarde van betrouwbaarheid,zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    De in het tweede lid bedoelde beslissing tot intrekking bepaalt een termijn van maximum vier maanden voor de aanwerving van een plaatsvervanger, voor zover de veroordelingen die deze beslissing rechtvaardigen, niet werden uitgesproken ten laste van de natuurlijke persoon die het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg uitoefent.

    § 2. De gebruikstoelatingen en de communautaire vervoervergunningen worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van vakbekwaamheid, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 32, §§ 2 en 3, worden deze gebruikstoelatingen en communautaire vervoervergunningen ingetrokken wanneer de vergunninghoudende onderneming niet meer aan de voorwaarde van vakbekwaamheid,zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    § 3. De gebruikstoelatingen en de communautaire vervoervergunningen worden geweigerd wanneer de verzoekende onderneming niet aan de voorwaarde van financiële draagkracht, zoals voorzien in dit besluit, voldoet.

    De gebruikstoelatingen en communautaire vervoervergunningen worden ingetrokken wanneer de vergunninghoudende onderneming voor geen enkel voertuig nog voldoet aan de voorwaarde van financiële draagkracht zoals voorzien in dit besluit.

    De gebruikstoelatingen en de vervoervergunningen worden beperkt tot het aantal voertuigen waarvoor de voorwaarde van financiële draagkracht, voorzien in artikel 34, vervuld is.

    § 4. Elke beslissing tot weigering of tot intrekking moet met een ter post aangetekende brief betekend worden.

    § 5. De ondernemingen die door een ongunstige beslissing werden getroffen beschikken over een verhaal dat rechtstreeks kan worden uitgeoefend bij de Minister binnen de 30 dagen van de betekening.

    HOOFDSTUK II. - Betrouwbaarheid.

    Afdeling 1. - Principe.

    Art. 7. § 1. Indien de onderneming een natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer :

  10. noch deze natuurlijke persoon, noch de door hem eventueel aangewezen personen om de vervoerwerkzaamheden van de onderneming te leiden, in België of in het buitenland een in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen;

  11. geen enkele van de in 1° bedoelde personen die, in België of in het buitenland, in kracht van gewijsde gegane ernstige strafrechtelijke veroordelingen heeft opgelopen wegens inbreuken op de voorschriften inzake :

    1. de veiligheid van de voertuigen, alsook de massa's en afmetingen van deze voertuigen;

    2. de bescherming van het milieu tegen de verschillende verontreinigingen die uit de uitoefening van het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg voortvloeien;

    3. de politie over het wegverkeer;

    4. de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen en het gebruik van de tachograaf;

    5. het vervoer van personen over de weg tegen vergoeding;

    6. de in het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg geldende loon- en arbeidsvoorwaarden;

    7. de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen;

    8. de accijnstarieven voor minerale olie;

  12. deze natuurlijke persoon geen verbod is opgelegd om een koopmansbedrijf uit te oefenen krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.

    § 2. Indien de onderneming geen natuurlijke persoon is, voldoet zij aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wanneer :

  13. noch de zaakvoerder of de afgevaardigd bestuurder of de directeur-generaal van de onderneming, noch de persoon die is aangeduid om zijn getuigschrift van vakbekwaamheid te doen gelden een veroordeling hebben opgelopen, zoals bedoeld in § 1, 1°;

  14. geen enkele van de in 1° bedoelde personen veroordelingen hebben opgelopen zoals bedoeld in § 1, 2°;

  15. geen enkele van de in 1° bedoelde personen een verbod is opgelegd krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934, zoals bedoeld in § 1, 3°.

    Wanneer een rechtspersoon belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming, is de in het eerste lid vermelde voorwaarde eveneens van toepassing op alle natuurlijke personen die zijn aangewezen om deze rechtspersoon te leiden.

    § 3. Voor te toepassing van de in § 1, 1°, bedoelde bepalingen wordt als ernstige strafrechtelijke veroordeling beschouwd elke strafrechtelijke veroordeling die aanleiding heeft gegeven tot een geldboete van meer dan 4.000 euro of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden.

    § 4. Voor de toepassing van de in § 1, 2°, bedoelde bepalingen worden als ernstige strafrechtelijke veroordelingen wegens inbreuken op de genoemde voorschriften beschouwd de strafrechtelijke veroordelingen die samen aanleiding hebben gegeven tot een totale geldboete van meer dan 2.000 euro of tot een totale hoofdgevangenisstraf van meer dan vier maanden.

    § 5. Voor de toepassing van de §§ 1 tot 4 gelden tevens de volgende bepalingen :

  16. er wordt geen rekening gehouden met :

    1. veroordelingen tot een geldboete die niet hoger is dan 75 euro of tot een hoofdgevangenisstraf die niet hoger is dan vijftien dagen;

    2. straffen of gedeelten van straffen met uitstel indien de geldboete minder dan 1.000 euro of de hoofdgevangenisstraf minder dan drie maanden bedraagt;

  17. bij de strafrechtelijke geldboeten worden de opdeciemen buiten beschouwing gelaten; bij veroordelingen wegens inbreuken waarop de wetgeving betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten geen toepassing vindt, is het in aanmerking te nemen bedrag gelijk aan het quotiënt van de deling van het bedrag van de opgelegde boeten door 60.

    Afdeling 2. - Bewijs.

    Art. 8. § 1. De door de Minister aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT