26 APRIL 2007. - Wet betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek

Art. 2. In boek I, hoofdstuk II, van het Strafwetboek, wordt artikel 7, tweede lid, 2°, opgeheven door de wet van 9 april 1930, hersteld in de volgende lezing :

2° Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechbank.

Art. 3. In boek I, hoofdstuk II, afdeling V, van hetzelfde wetboek wordt een onderafdeling Ibis ingevoegd, die de artikelen 34bis tot en met 34quinquies omvat, luidende :

Onderafdeling Ibis. - De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank

Art. 34bis. - De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een bijkomende straf die in de door de wet bepaalde gevallen moet of kan worden uitgesproken met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen personen die bepaalde ernstige strafbare feiten plegen die de integriteit van personen aantasten. Deze bijkomende straf gaat in na het verstrijken van de effectieve hoofdgevangenisstraf of van de opsluiting.

Art. 34ter. - De hoven en rechtbanken spreken een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uit voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop van de effectieve hoofdstraf bij de volgende veroordelingen :

1° De veroordelingen die toepassing maken van het artikel 54, behalve indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd;

2° De veroordelingen die, toepassing makend van het artikel 57, een herhaling van misdaad op misdaad vaststellen, behalve indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd.

3° De veroordelingen tot een criminele straf op grond van de artikelen 137, ingeval dit de dood heeft veroorzaakt, 376, eerste lid, 417ter, derde lid, 2°, en 428, § 5.

Art. 34quater. - De hoven en rechtbanken kunnen een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uitspreken voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop van de effectieve hoofdstraf bij de volgende gevallen :

1° De veroordelingen ten aanzien van personen die, na tot een straf van ten minste vijf jaar gevangenis te zijn veroordeeld wegens feiten waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt, binnen een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf het ogenblik dat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw veroordeeld wordt wegens gelijkaardige feiten;

2° De veroordelingen op grond van de artikelen 136bis, 136ter, 136quater, 136quinquies, 136sexies, 136septies, 347bis, § 4, 1° in fine, 393, 394, 395, 396, 397, 417quater, lid 3, 2°, 433octies, 1°, 475, 518, lid 3, en 532;

3° De veroordelingen op grond van de artikelen 372, 373, tweede en derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde en zesde lid.

Art. 34quinquies.- Ingeval de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank niet wettelijk verplicht is, worden de procedures betreffende de misdrijven die als grondslag voor de herhaling gelden, bij het dossier der vervolging gevoegd en de gronden van de beslissing worden erin omschreven.

HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art. 4. In de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt een titel XIbis ingevoegd, luidende :

Titel XIbis. - Bijzondere bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechtbank

Hoofdstuk I. - De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank

Afdeling 1. - Algemeen

Art. 95/2. - § 1. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank die overeenkomstig de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek ten aanzien van de veroordeelde is uitgesproken, neemt een aanvang bij het verstrijken van de effectieve hoofdstraf.

§ 2. De strafuitvoeringsrechtbank beslist voorafgaand aan het verstrijken van de effectieve hoofdstraf, overeenkomstig de procedure bepaald in afdeling 2, hetzij tot vrijheidsbeneming, hetzij tot invrijheidstelling onder toezicht van de terbeschikkinggestelde veroordeelde.

Na het in het eerste lid bedoelde onderzoek door de strafuitvoeringsrechtbank, wordt de veroordeelde aan wie een voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op het einde van zijn effectieve straf in vrijheid onder toezicht gesteld, in voorkomend geval met voorwaarden zoals bedoeld in § 2 van artikel 95/7.

§ 3. De ter beschikking gestelde veroordeelde wordt van zijn vrijheid benomen indien in zijn hoofde een risico op het plegen van ernstige strafbare feiten, die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten, bestaat dat in geval van een invrijheidstelling onder toezicht niet kan worden ondervangen door het opleggen van bijzondere voorwaarden.

Afdeling 2. - Uitvoeringsprocedure van de terbeschikkingstelling

Art. 95/3. - § 1. De directeur, indien de veroordeelde gedetineerd is, brengt uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de effectieve hoofdstraf een advies uit.

§ 2. Het advies van de directeur omvat een gemotiveerd advies tot vrijheidsbeneming of invrijheidstelling onder toezicht. In voorkomend geval vermeldt hij de bijzondere voorwaarden die hij nodig acht op te leggen aan de veroordeelde.

Artikel 31, §§ 1, 2 en 4, is van toepassing.

Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor feiten bedoeld in de artikelen 372, 373, tweede en derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, of 377, eerste, tweede, vierde en zesde lid, van het Strafwetboek, moet het advies worden ingediend samen met een met redenen omkleed advies van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten. Dit advies omvat een beoordeling van de noodzaak om een behandeling op te leggen.

Art. 95/4. - Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, uiterlijk vier maanden voorafgaand aan zijn definitieve invrijheidstelling bepaald in de artikelen 44, § 5, 71 en 80 of uiterlijk één maand nadat de veroordeelde wiens proeftermijn ingevolge de overeenkomstig artikel 47, § 2, verleende voorlopige invrijheidstelling verstreken is op het grondgebied is teruggekeerd, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank. Het openbaar ministerie deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.

Art. 95/5. - § 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechtbank na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf. Ingeval het advies van het openbaar ministerie niet wordt toegezonden binnen de bij 95/4 bepaalde termijn, dient het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit te brengen voor of tijdens de zitting.

§ 2. De veroordeelde, de directeur, indien de veroordeelde gedetineerd is, en het slachtoffer worden bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.

Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank, of, indien de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.

De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.

Art. 95/6. - De strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, de directeur.

Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd.

Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT