WET HOUDENDE DE VOORAFGAANDE TITEL VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 18-12-2006), de 17 avril 1878

VOORAFGAANDE TITEL. - RECHTSVORDERINGEN DIE UIT MISDRIJVEN ONTSTAAN.

HOOFDSTUK I. - REGELS BETREFFENDE DE STRAFVORDERING EN DE BURGERLIJKE RECHTSVORDERING.

Artikel 1. De rechtsvordering tot toepassing van de straffen kan niet worden uitgeoefend dan door de ambtenaren die de wet daarmee belast.

Art. 1bis. § 1. Overeenkomstig het internationaal recht is vervolging onmogelijk tegen :

- buitenlandse staatshoofden, regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken, tijdens de periode waarin zij hun functie uitoefenen, alsook tegen de andere personen van wie de immuniteit door het internationaal recht wordt erkend;

- personen die een gehele of gedeeltelijke immuniteit genieten, op grond van een verdrag dat België bindt.

§ 2. Overeenkomstig het internationaal recht kunnen geen aan de uitoefening van de strafvordering verbonden maatregelen worden genomen tijdens zijn verblijf tegen iedere persoon die, door de Belgische autoriteiten of door een in België gevestigde internationale organisatie waarmee België een zetelakkoord heeft gesloten, officieel werd uitgenodigd om op het grondgebied van het Rijk te verblijven.

Art. 2. Ingeval de wet bepaalt dat de uitoefening van de strafvordering afhankelijk is van een klacht van de benadeelde partij, kan de rechtspleging geen voortgang vinden wanneer die partij haar klacht intrekt vóór elke daad van vervolging.

(Lid 2 opgeheven)

Art. 2bis. Ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, wordt ingesteld wegens dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de rechtspersoon, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc aan om deze te vertegenwoordigen.

Art. 3. De rechtsvordering tot herstel van de schade, door een misdrijf veroorzaakt, behoort aan hen die de schade hebben geleden.

Art. 3bis. Slachtoffers van misdrijven en hun verwanten dienen zorgvuldig en correct te worden bejegend, in het bijzonder door terbeschikkingstelling van de nodige informatie en, in voorkomend geval, het bewerkstelligen van contact met de gespecialiseerde diensten en met name met de justitieassistenten.

(Slachtoffers ontvangen met name de nuttige informatie over de nadere regels voor de burgerlijke partijstelling en de verklaring van benadeelde persoon.)

Justitie-assistenten zijn (personeelsleden an de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie) die de bevoegde magistraten bijstaan bij de begeleiding van personen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures.

(Per rechtsgebied van het Hof van Beroep worden er ambtenaren van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie ingeschakeld voor het bijstaan van de procureur-generaal bij het uitvoeren van het strafrechtelijk beleid inzake het onthaal van slachtoffers, voor de evaluatie, de coördinatie en het toezicht op de toepassing van het slachtofferonthaal in de verscheidene parketten en voor het bijstaan van de ambtenaren bedoeld in het tweede lid, die belast zijn met het onthaal van slachtoffers. Zij werken nauw samen met de procureur-generaal.)

Art. 3ter. Aan de personen die een direct belang hebben in het kader van een gerechtelijke procedure wordt de mogelijkheid geboden om beroep te doen op bemiddeling, overeenkomstig de desbetreffende wettelijke bepalingen.

Bemiddeling is een proces dat aan personen in conflict toelaat om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de communicatie te vergemakkelijken en partijen te helpen zelf te komen tot een akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden.

Art. 4. De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld.

De rechter bij wie de strafvordering aanhangig is gemaakt, houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan, zelfs bij ontstentenis van burgerlijke-partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is.

Onverminderd het recht om de zaak, conform de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken, kan eenieder die door het strafbaar feit schade heeft geleden, nadien door middel van een ter griffie ingediend verzoekschrift, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, kosteloos verkrijgen dat het gerecht dat uitspraak heeft gedaan over de strafvordering, uitspraak doet over de burgerlijke belangen.

Dat verzoekschrift geldt als burgerlijke-partijstelling.

Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis van de partijen en, in voorkomend geval, van de advocaten gebracht onder vermelding van plaats, dag en uur van de zitting waarop de zaak wordt behandeld.

(Wanneer uitspraak is gedaan over de strafvordering,) kan elke in het geding zijnde partij de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, verzoeken termijnen vast te stellen voor de overzending en de indiening van de stukken, alsmede de conclusies, en de rechtsdag te bepalen.

Dit verzoek wordt ingediend door middel van een verzoekschrift en wordt ondertekend door de advocaat van de partij of, bij diens ontstentenis, door de partij zelf en het wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de andere partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten.

De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de gerechtsbrief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de rechter doen toekomen.

Binnen acht dagen na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn dan wel na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle betrokken partijen, doet de rechter uitspraak op stukken, behalve wanneer hij het noodzakelijk acht de partijen te horen, in welk geval die bij gerechtsbrief worden opgeroepen; de beschikking wordt binnen acht dagen na de zitting gewezen.

De rechter bepaalt de termijnen om conclusie te nemen en de rechtsdag. Tegen de beschikking staat geen enkel rechtsmiddel open. (Zij wordt ter kennis gebracht van de partijen en van hun advocaat bij gewone brief. Indien een partij geen advocaat heeft, wordt zij haar ter kennis gebracht bij gerechtsbrief.)

Behoudens akkoord van de partijen of de in artikel 748, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde uitzondering, worden de conclusies die na het verstrijken van de in het tiende lid vastgestelde termijnen worden overgelegd, ambtshalve uit de debatten geweerd. Op de vastgestelde dag kan de meest gerede partij een vonnis op tegenspraak vorderen.

Wanneer alleen de burgerlijke belangen bij de rechter aanhangig worden gemaakt, is de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de terechtzitting niet verplicht.

Art. 5. Afstand van de burgerlijke rechtsvordering belet de uitoefening van de strafvordering niet.

Art. 5bis. § 1. De hoedanigheid van benadeelde persoon verkrijgt degene die verklaart schade te hebben geleden veroorzaakt door een misdrijf.

§ 2. De verklaring wordt gedaan in persoon of door een advocaat.

De verklaring bevat :

  1. naam, voornaam, plaats en datum van geboorte, beroep en woonplaats van de betrokkene;

  2. het feit dat de oorzaak is van de schade geleden door de betrokkene;

  3. de aard van deze schade;

  4. het persoonlijk belang dat de betrokkene doet gelden.

De verklaring, waarvan akte wordt opgesteld die bij het dossier wordt gevoegd, wordt afgelegd op het secretariaat van het openbaar ministerie.

§ 3. De benadeelde persoon heeft het recht bijgestaan of vertegenwoordigd te worden door een advocaat.

Hij mag ieder document dat hij nuttig acht doen toevoegen aan het dossier.

Hij wordt op de hoogte gebracht van de seponering en de reden daarvan, het instellen van een gerechtelijk onderzoek en de bepaling van een rechtsdag voor het onderzoek- en vonnisgerecht.

Art. 5ter. Elke belanghebbende derde die volgens de door de rechtspleging verschafte aanwijzingen krachtens zijn rechtmatig bezit rechten kan doen gelden op de vermogensvoordelen bedoeld in de artikelen 42, 3°, 43bis en 43quater , van het Strafwetboek of die rechten kan doen gelden (op de zaken bedoeld in artikel 42, 1, of) op de zaken bedoeld in artikel 505 van het Strafwetboek, wordt op de hoogte gebracht van de rechtsdag voor het gerecht dat zal vonnissen over de grond van de zaak.

HOOFDSTUK II. -...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT