Wet tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen met betrekking tot het strafrecht en de strafrechtspleging, teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken., de 13 avril 2005

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994 en 28 maart 2000, wordt vervangen als volgt :

" De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vÛÛr of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld.

De rechter bij wie de strafvordering aanhangig is gemaakt, houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan, zelfs bij ontstentenis van burgerlijke-partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is.

Onverminderd het recht om de zaak, conform de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken, kan eenieder die door het strafbaar feit schade heeft geleden, nadien door middel van een ter griffie ingediend verzoekschrift, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, kosteloos verkrijgen dat het gerecht dat uitspraak heeft gedaan over de strafvordering, uitspraak doet over de burgerlijke belangen.

Dat verzoekschrift geldt als burgerlijke-partijstelling.

Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis van de partijen en, in voorkomend geval, van de advocaten gebracht onder vermelding van plaats, dag en uur van de zitting waarop de zaak wordt behandeld.

In dat geval kan elke in het geding zijnde partij de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, verzoeken termijnen vast te stellen voor de overzending en de indiening van de stukken, alsmede de conclusies, en de rechtsdag te bepalen.

Dit verzoek wordt ingediend door middel van een verzoekschrift en wordt ondertekend door de advocaat van de partij of, bij diens ontstentenis, door de partij zelf en het wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de andere partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten.

De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de gerechtsbrief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de rechter doen toekomen.

Binnen acht dagen na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn dan wel na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT