Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest., de 16 mai 2007

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Afdeling I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

  2. minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;

  3. administratie : het Agentschap Economie;

  4. onderneming : een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet;

  5. kleine, middelgrote en grote onderneming : een onderneming als vermeld in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet;

  6. indieningsdatum van de steunaanvraag : de datum waarop de administratie de steunaanvraag ontvangt;

  7. steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet;

  8. steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet;

  9. Europese norm : de communautaire norm, vermeld in artikel 12, 1°, van het decreet;

  10. start van de ecologie-investeringen : de vroegste datum, hetzij van de eerste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;

  11. beëindiging van de ecologie-investeringen : de laatste datum, hetzij van de laatste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;

  12. ecologie-investeringen : milieu-investeringen en investeringen op energiegebied;

  13. milieu-investeringen : de investeringen, gericht op milieubescherming, vermeld in artikel 12, 2°, van het decreet;

  14. investeringen op energiegebied : de investeringen, vermeld in artikel 15, § 1, 3°, van het decreet;

  15. limitatieve technologieënlijst : een lijst met een limitatieve opsomming van technologieën die beschouwd worden als ecologie-investeringen en die voor ecologiesteun in aanmerking kunnen komen.

    Per technologie vermeldt de lijst de volgende gegevens :

    1. een technologiecode;

    2. en bondige omschrijving van de technologie;

    3. de in aanmerking komende investeringscomponenten;

    4. de extra investeringen;

    5. de performantiefactor;

  16. benchmarkingconvenant : het benchmarkingconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002;

  17. auditconvenant : het auditconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 10 juni 2005;

  18. besluit energieplanning : het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

  19. grote energie-intensieve vestiging : een vestiging met een energieverbruik van ten minste 0,5 PetaJoule (PJ) per jaar op het ogenblik van toetreding tot het benchmarkingconvenant;

  20. verwante patrimoniumvennootschap : een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend, tot doel heeft onroerende en roerende goederen te beheren en die één of meer dezelfde aandeelhouders heeft als de steunaanvragende onderneming.

    Afdeling II. - Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen.

    Art. 2. De tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet, worden berekend overeenkomstig de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie wat betreft uitbreiding van het toepassingsgebied tot steun voor onderzoek en ontwikkeling. De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal worden vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 en 4.

    Art. 3. De gegevens voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming hebben betrekking op de referentieperiode. De referentieperiode is het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden. Recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunen op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode het jaar van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag.

    Art. 4. De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling van het aantal werkzame personen worden vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. Onder referentieperiode wordt verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren, voor de datum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank.

    Afdeling III. - Algemene voorwaarden.

    Art. 5. Er wordt enkel steun verleend en uitbetaald aan ondernemingen die voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.

    De onderneming mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

    Art. 6. De termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7 van het decreet, gaat in vanaf de beëindiging van de ecologie-investeringen.

    Art. 7. De investeringen moeten overeenkomstig artikel 5 van het decreet starten na de indieningsdatum van de steunaanvraag en moeten binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun worden beëindigd.

    Art. 8. Er kan geen steun worden verleend aan ondernemingen indien een administratieve overheid, zoals bepaald in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, over een dominerende invloed beschikt. Er is een vermoeden van dominerende invloed indien de onderneming voor 50 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid.

    Dit vermoeden kan worden weerlegd indien de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister beslist hierover.

    Art. 9. Er wordt enkel steun verleend aan ondernemingen met een of meer grote energie-intensieve vestigingen in het Vlaamse Gewest als ze zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant en voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding.

    HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.

    Art. 10. Er wordt steun verleend aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

    Art. 11. Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

    De minister kan de bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving.

    HOOFDSTUK III. - In aanmerking komende ecologie-investeringen.

    Art. 12. Ecologie-investeringen komen in aanmerking voor steun als ze voorkomen op de limitatieve technologieënlijst, vermeld in artikel 1, 15°.

    Als er geen Vlaamse normen van toepassing zijn, hebben de technologieën op deze lijst een van de volgende doelstellingen :

  21. de Europese normen overtreffen die zijn goedgekeurd, ook al zijn die normen nog niet van toepassing;

  22. milieuvoordelen bereiken waarbij nog geen Europese normen zijn goedgekeurd.

    Als er Vlaamse normen van toepassing zijn, moeten de technologieën de Vlaamse normen overtreffen die strenger zijn dan de Europese normen.

    De minister stelt de limitatieve technologieënlijst vast en kan die per oproep wijzigen.

    Art. 13. § 1. Van de in aanmerking komende ecologie-investeringen, vermeld in artikel 12, kunnen enkel de volgende materiële en immateriële investeringen in aanmerking komen voor steun :

  23. gebouwen die onlosmakelijk verbonden zijn met ecologie-investeringen en die nutteloos worden als die investeringen buiten dienst gesteld worden;

  24. installaties en uitrustingen die erop gericht zijn vervuiling of hinder te beperken of te beëindigen of de productiemethoden aan te passen met het oog op de milieubescherming;

  25. immateriële investeringen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet.

    § 2. De volgende investeringen komen niet in aanmerking :

  26. de investeringen die door de steunaanvragende onderneming gratis of onder bezwarende titel ter beschikking worden gesteld aan derden;

  27. de investeringen, voorheen geactiveerd en opgenomen in de afschrijvingstabel, die verworven worden van :

    1. een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;

    2. een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;

    3. een verwante patrimoniumvennootschap;

  28. de investeringen die verworven worden van een zaakvoerder, een bestuurder of een aandeelhouder van de steunaanvragende onderneming;

  29. de investeringen die in geval van aankoop niet verworven worden in volle eigendom;

  30. de investeringen waarvan de eigendom behouden blijft via een recht van opstal of een verzaking aan het recht van natrekking.

    § 3. De minister kan, overeenkomstig de bedoeling van het decreet en dit besluit, de lijst van de niet in aanmerking komende investeringen, vermeld in § 2, aanpassen.

    HOOFDSTUK IV. - Steunintensiteit.

    Art. 14. De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

    Art. 15. De subsidie wordt berekend als een percentage van de subsidiabele investeringen. Dat zijn de extra investeringen van de in aanmerking komende investeringscomponenten, vermeld in artikel 1, 15°, tweede lid, c).

    De extra investeringen, vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet, worden berekend door de ecologie-investering te vergelijken met een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT