30 APRIL 2014. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2014 tot toekenning van steun aan ondernemingen ter compensatie van indirecte emissiekosten

DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID, EN DE VLAAMSE MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR,

Gelet op het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikel 38, derde lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2014 tot toekenning van steun aan ondernemingen ter compensatie van indirecte emissiekosten, artikel 1, 1°, artikel 2, 3, artikel 9, § 3, tweede en derde lid, artikel 15, derde lid, artikel 16, derde lid, artikel 23 en 27;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 april 2014;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Europese richtsnoeren (2012/C 158/04) steun mogelijk maken voor de compensatie van de indirecte emissiekosten die vanaf 1 januari 2013 zijn gemaakt; dat de steunaanvraag ter compensatie van de indirecte emissiekosten van het kalenderjaar 2013 ingediend moet worden voor 30 juni 2014; dat ondernemingen een aanzienlijk verlies hebben van hun marktaandeel ten gevolge van die extra kosten ten opzichte van landen buiten de Europese Unie; dat die ongelijkheid dringend weggewerkt moet worden;

Overwegende dat om die redenen dit besluit dringend in werking moet treden,

Besluit:

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit: het aan de subinstallatie gerelateerde jaarlijkse activiteitsniveau, berekend op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandactiviteitsniveaus tijdens de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2011;

  2. aanzienlijke capaciteitsuitbreiding: een beduidende verhoging van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie die aan al de volgende omschrijvingen voldoet:

    1. er vinden een of meer identificeerbare fysieke veranderingen plaats met betrekking tot de technische configuratie en werking die verder reiken dan louter de vervanging van een bestaande productielijn;

    2. de subinstallatie kan functioneren met een capaciteit die ten minste 10 % hoger is dan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie vóór de wijziging;

    3. de verhoogde capaciteit resulteert in een verhoging van het aan de installatie toegekende jaarlijkse subsidiebedrag met minstens 4000 euro;

  3. activiteitsniveau:

    1. voor een productbenchmark-subinstallatie: het aan de subinstallatie gerelateerde productievolume;

    2. voor een fall-back-subinstallatie: het aan de subinstallatie gerelateerde basiselektriciteitsverbruik;

  4. basiselektriciteitsverbruik: het gemiddelde elektriciteitsverbruik gedurende de referentieperiode 2005-2011 dat binnen een installatie aangewend is voor de vervaardiging van producten die onder de activiteiten, vermeld in bijlage II van de richtsnoeren steun indirecte emissiekosten, vallen, uitgedrukt in MWh per kalenderjaar. Elektriciteit die aangewend is voor de vervaardiging van producten waarvoor overeenkomstig bijlage III van de richtsnoeren steun indirecte emissiekosten een productspecifieke efficiëntiebenchmark is opgesteld, is daarvan uitgesloten. Het kalenderjaar met het laagste elektriciteitsverbruik wordt van de zevenjarige referentieperiode uitgesloten...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT