Besluit van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen., de 29 septembre 2000

Artikel 1. Aan de Gemeenschappen worden overeenkomstig de in de volgende artikelen vastgelegde regels eigen middelen toegekend voor de financiering van de begroting van de Europese Unie overeenkomstig artikel 269 van het EG-Verdrag en artikel 173 van het EGA-Verdrag.

De begroting van de Europese Unie wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit de eigen middelen van de Gemeenschappen gefinancierd.

Art. 2. 1. De op de begroting van de Europese Unie opgevoerde eigen middelen worden gevormd door de ontvangsten uit :

  1. de heffingen, premies, extra bedragen of compenserende bedragen, aanvullende bedragen of aanvullende elementen en de overige door de instellingen van de Gemeenschappen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingevoerde of in te voeren rechten op het handelsverkeer met niet-lidstaten, alsmede de bijdragen en andere heffingen die in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker zijn vastgesteld;

  2. de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief en de overige door de instellingen van de Gemeenschappen ingevoerde of in te voeren rechten op het handelsverkeer met niet-lidstaten, alsmede de douanerechten op de onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallende producten;

  3. de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de BTW-grondslag die op uniforme wijze is vastgesteld volgens communautaire voorschriften. De hiertoe in aanmerking te nemen grondslag mag niet meer bedragen dan 50 % van het BNP van elke lidstaat, als omschreven in lid 7;

  4. de toepassing van een, met inachtneming van alle andere ontvangsten, in het kader van de begrotingsprocedure vast te stellen percentage op de som van het BNP van alle lidstaten.

    1. De ontvangsten uit andere belastingen die in het kader van een gemeenschappelijk beleid overeenkomstig het EG-Verdrag of het Euratom-Verdrag worden ingesteld, voorzover de procedure van artikel 269 van het EG-Verdrag of van artikel 173 van het Euratom-Verdrag is voltooid, vormen eveneens eigen middelen die op de begroting van de Europese Unie worden opgevoerd.

    2. Als inningskosten houden de lidstaten 25 % in op de in lid 1, onder a) en b), bedoelde bedragen die na 31 december 2000 worden vastgesteld.

    3. Het in lid 1, onder c), bedoelde uniforme percentage is gelijk aan het verschil tussen.

  5. het maximale opdrachtpercentage van de BTW-middelen, dat wordt vastgesteld op :

    0,75 % in 2002 en 2003,

    0,50 % vanaf 2004,

    en

  6. een percentage (" bevroren percentage ") dat overeenkomt met de verhouding tussen het bedrag van de in artikel 4 bedoelde correctie en de som van de BTW-grondslagen, vastgesteld overeenkomstig lid 1, onder c), van alle lidstaten, in aanmerking nemend dat het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt in de financiering van zijn correctie en dat het aandeel van Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden in de financiering van de Britse correctie tot een vierde van zijn normale waarde wordt teruggebracht.

    1. Het overeenkomstig lid 1, onder d), vastgestelde percentage is van toepassing op het BNP van elke lidstaat.

    2. Indien de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet is vastgesteld, blijven het voordien vastgestelde uniforme BTW-percentage en het op het BNP van de lidstaten toe te passen percentage, onverminderd de bepalingen die overeenkomstig artikel 8, lid 2, worden vastgesteld voor de monetaire reserve EOGFL, de reserve voor de financiering van het Garantiefonds en de reserve voor noodhulp in derde landen, van toepassing tot de inwerkingtreding van de nieuwe percentages.

    3. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder BNP verstaan : bruto nationaal inkomen voor het betrokken jaar tegen marktprijzen (BNI), als bepaald door de Commissie krachtens het ESR 1995, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96.

      Indien wijzigingen van het ESR 1995 resulteren in significante veranderingen in het bruto nationaal inkomen, als bepaald door de Commissie, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen of deze wijzigingen gelden voor de toepassing van dit besluit.

      Art. 3. 1. Het totale bedrag van de aan de Gemeenschappen ter dekking van de kredieten voor betalingen toegewezen eigen middelen mag een bepaald percentage van de som van het BNP van de lidstaten niet overschrijden. Dit percentage, met twee decimalen, wordt door de Commissie in december 2001 berekend volgens de volgende formule :

      Maximum van de eigen middelen =

      1,27 % x BNP van 1998 + 1999 + 2000 volgens het ESR tweede editie;

      BNP van 1998 + 1999 + 2000 volgens het ESR 1995.

    4. De in de algemene begroting van de Gemeenschappen opgevoerde kredieten voor vastleggingen moeten een geordende ontwikkeling te zien geven tot een totaal bedrag dat een bepaald percentage van de som van het BNP van de lidstaten niet overschrijdt. Dit percentage, met twee decimalen, wordt door de Commissie in december 2001 berekend volgens de volgende formule :

      Maximum van de kredieten voor vastleggingen =

      1,335 % x...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT