Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII, met de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 29 oktober 2001., de 29 octobre 2001

Artikel 1. 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Kroatië, anderzijds.

  1. Deze associatie heeft ten doel :

    - totstandbrenging van een passend kader voor de politieke dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen;

    - ondersteuning van de inspanningen van Kroatië voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking, ook door de aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap;

    - ondersteuning van de inspanningen van Kroatië met het oog op de overgang naar een markteconomie, bevordering van harmonieuze economische betrekkingen en geleidelijke instelling van een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Kroatië;

    - bevordering van regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen.

    TITEL I. - Algemene beginselen.

    Art. 2. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in de slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationale recht en de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormen de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en zijn essentiële elementen van deze overeenkomst.

    Art. 3. Internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces, als bedoeld in de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst geschieden in het kader van de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997, en zijn gebaseerd op de afzonderlijke verdiensten van Kroatië.

    Art. 4. Kroatië verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio voort te zetten en te bevorderen, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en projecten van gemeenschappelijk belang worden ontwikkeld, met name inzake de terugkeer van vluchtelingen en de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkelarij. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regionale stabiliteit.

    Art. 5. 1. De associatie wordt geleidelijk tot stand gebracht en is uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig van kracht.

  2. De krachtens artikel 110 opgerichte Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt op gezette tijden de toepassing van deze overeenkomst en de verwezenlijking door Kroatië van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economische hervormingen, in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene principes van deze overeenkomst.

    Art. 6. De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS.

    TITEL II. - Politieke dialoog.

    Art. 7. In het kader van deze overeenkomst wordt tussen de partijen een politieke dialoog ingesteld. Deze dialoog begeleidt en consolideert de toenadering tussen de Europese Unie en Kroatië en draagt bij tot de totstandbrenging van nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.

    De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van :

    - de volledige integratie van Kroatië in de gemeenschap van democratische naties en de geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;

    - verdere convergentie van de standpunten van de partijen over internationale vraagstukken, onder meer door passende uitwisseling van informatie, met name waar het aangelegenheden betreft die belangrijke gevolgen voor de partijen kunnen hebben;

    - regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;

    - gemeenschappelijke opvattingen over veiligheid en stabiliteit in Europa, ook op de terreinen die worden bestreken door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

    Art. 8. 1. De politieke dialoog vindt plaats binnen de Stabilisatie- en Associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen de Stabilisatie- en Associatieraad voorleggen.

  3. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de volgende vormen aannemen :

    - vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Kroatië en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie;

    - optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;

    - alle andere middelen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

    Art. 9. Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 116 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité.

    Art. 10. De politieke dialoog kan plaatsvinden in multilateraal verband en als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio worden betrokken.

    TITEL III. - Regionale samenwerking.

    Art. 11. In overeenstemming met zijn verbintenis ten aanzien van vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap zal Kroatië de regionale samenwerking actief bevorderen. Ook zal de Gemeenschap, via haar programma's voor technische bijstand, projecten steunen met een regionale of grensoverschrijdende dimensie.

    Telkens wanneer Kroatië voornemens is de samenwerking met een van de in onderstaande artikelen 12 tot en met 14 genoemde landen te intensiveren, deelt zij dit mede aan en voert zij overleg met de Gemeenschap en haar lidstaten overeenkomstig de bepalingen van titel X.

    Art. 12. Samenwerking met andere landen die een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend.

    Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Kroatië met het land dat of de landen die reeds een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend onderhandelingen over de sluiting van een bilaterale overeenkomst inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.

    De hoofdelementen van dergelijke overeenkomsten zijn :1,- een politieke dialoog;

    - de totstandbrenging van een vrijhandelszone tussen de partijen die verenigbaar is met de relevante WTO-bepalingen;

    - wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en andere beleidsterreinen die met het verkeer van personen verband houden, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat van deze overeenkomst;

    - bepalingen inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie en binnenlandse zaken.

    Deze overeenkomsten omvatten indien nodig bepalingen tot instelling van de nodige institutionele mechanismen.

    Deze overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Kroatië tot het sluiten van deze overeenkomsten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Kroatië en de EU.

    Art. 13. Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen.

    Kroatië gaat regionale samenwerking aan met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen, met name terreinen van gemeenschappelijk belang. Deze samenwerking moet verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.

    Art. 14. Samenwerking met kandidaat-lidstaten van de EU.

    Kroatië kan met elke kandidaat-lidstaat van de EU de samenwerking versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Kroatië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.

    TITEL IV. - Vrij verkeer van goederen.

    Art. 15. 1. De Gemeenschap en Kroatië brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste zes jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, geleidelijk een vrijhandelszone tot stand overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in de GATT 1994 en de bepalingen van de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen.

  4. In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.

  5. Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het recht dat erga omnes daadwerkelijk wordt toepast op de dag voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst, of het bij de WTO geconsolideerde recht voor het jaar 2002, indien dat lager is.

  6. Indien na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, komen deze verlaagde rechten in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten vanaf de datum waarop de verlagingen worden toegepast.

  7. De Gemeenschap en Kroatië delen elkaar hun respectieve basisrechten mede.

    HOOFDSTUK I. - Industrieproducten.

    Art. 16. 1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië, vermeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT