20 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen in het kader van overheidsopdrachten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Dit ontwerp heeft tot doel om wat betreft de verwerving van wegvoertuigen ressorterend onder de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, te voorzien in de omzetting van de bepalingen van Richtlijn 2009/33/EG van 23 april 2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. Deze richtlijn kadert in het duurzaam ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie en beoogt meer bepaald het nemen van specifieke maatregelen ter verbetering van energie-efficiëntie en energiebesparing, de integratie van de doelstellingen inzake klimaatverandering in het vervoers- en energiebeleid, alsmede specifieke maatregelen in de vervoersector om het energiegebied en de emissie van broeikasgassen aan te pakken (zie overweging 3 van de richtlijn).

Volgens overweging 11 van de richtlijn heeft deze "ten doel de markt voor schone en energiezuinige wegvoertuigen te stimuleren, en in het bijzonder - aangezien dit een wezenlijke invloed op het milieu zou hebben - de markt voor gestandaardiseerde voertuigen die in grotere hoeveelheden worden gefabriceerd zoals personenauto's, bussen, touringcars en vrachtwagens te beïnvloeden, door een dermate grote vraag naar schone en energiezuinige wegvoertuigen te bewerkstelligen dat fabrikanten en de industrie ertoe worden aangespoord te investeren in en meer werk te maken van de ontwikkeling van voertuigen met een gering energieverbruik en een lage uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen.".

Zoals verder zal blijken, is in dit ontwerp, met inbegrip van de bijlage, rekening gehouden met de overwegend formele opmerkingen van de Raad van State in zijn advies van 25 november 2010.

Artikel 1. Dit artikel verwijst naar bovengenoemde Richtlijn 2009/33/EG, overeenkomstig artikel 11, tweede lid, ervan.

Art. 2. Dit artikel bevat de functionele definities van de begrippen die in het kader van dit ontwerp worden gebruikt, om de lezing van de tekst te vergemakkelijken.

De bepaling onder 1° verwijst voor de definitie van de wet overheidsopdrachten naar de wet van 24 december 1993. Bijgevolg heeft dit ontwerp hetzelfde toepassingsgebied als die wet en omvat het zowel de overheidsopdrachten en de opdrachten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten als die van de klassieke sectoren.

De bepaling onder 2° definieert de overheidsopdrachten en de opdrachten door naar deze begrippen in bovengenoemde wet te verwijzen.

In de bepaling onder 3° omvat het begrip "aanbestedende instantie" de begrippen aanbestedende overheid, overheidsbedrijf en aanbestedende dienst als bedoeld in de wet, om de lezing van de tekst te vergemakkelijken.

De bepaling onder 4° definieert het wegvoertuig waarvan de verwerving wordt beoogd. Het gaat om de voertuigcategorieën, als bedoeld in tabel 3 van de bijlage bij dit besluit, die op de in tabel 1 van hetzelfde besluit vermelde brandstoffen rijden.

De bepaling onder 5° definieert de opdrachtdocumenten.

Art. 3. Het eerste lid van dit artikel bepaalt het toepassingsgebied ratione materiae en ratione personae van het ontwerp. Wat betreft het personeel toepassingsgebied wordt verwezen naar de definities van artikel 2.

Het materiële toepassingsgebied dient evenwel te worden verduidelijkt. Artikel 3 van de richtlijn verwijst naar de "contracten voor de aankoop" van wegvoertuigen. Dit ontwerp verwijst daarentegen uitdrukkelijk naar de "levering" van voertuigen, die, zoals in de richtlijnen overheidsopdrachten, zowel de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder aankoopoptie van deze voertuigen, omvat en dus een ruimere draagwijdte heeft. Met deze verruiming wordt beoogd de effectiviteit van de voorliggende maatregelen te verhogen. Anderzijds wordt het materieel toepassingsgebied beperkt tot de overheidsopdrachten en de opdrachten waarvan het geraamd bedrag de drempel voor de Europese bekendmaking bereikt.

Het tweede lid van artikel 3 van het ontwerp voorziet in de omzetting van artikel 2 van de richtlijn, dat toelaat om bepaalde opdrachten aan de voorschriften van de richtlijn te onttrekken. Het gaat meer bepaald om de overheidsopdrachten en de opdrachten betreffende de voertuigen vermeld in artikel 2, § 3, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.

De categorieën van vrijgestelde voertuigen hebben betrekking op voor bijzondere doeleinden ontworpen en gebouwde voertuigen die hoofdzakelijk op bouwplaatsen, in steengroeven, in havens en op luchthavens worden gebruikt, de voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor strijdkrachten, de civiele bescherming, de brandweer en de politie, alsook op de mobiele machines. Wat deze laatste categorie betreft, wordt ingevolge het advies van de Raad van State in dit ontwerp de definitie overgenomen van artikel 3, 16°, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd. Meer bepaald gaat het om elk zelfaangedreven voertuig dat speciaal is ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden en dat door zijn bouw niet geschikt is voor personen- of goederenvervoer, zoals bijvoorbeeld vorkheftrucks en zelftrekkende grasmaaiers.

Volgens overweging 18 van Richtlijn 2009/33/EG heeft deze vrijstellingsmogelijkheid tot doel onnodige administratieve lasten te voorkomen bij de aankoop van deze voor bijzondere doeleinden ontworpen en gebouwde voertuigen.

Art. 4. Dit artikel legt het principe vast dat de energie- en milieueffecten van de voertuigen in aanmerking dienen te worden genomen tijdens de operationele levensduur ervan en verwijst voor de concretisering ervan naar de regels vervat in artikel 5, §§ 1 en 2. Daarbij wordt opgemerkt dat in de tekst die voor advies werd voorgelegd aan de Raad van State, verkeerdelijk werd verwezen naar de regels vervat in de artikelen 5 en 6 van het ontwerp.

Art. 5. Dit artikel voorziet in de omzetting van artikel 5, §§ 2 en 3, van de richtlijn.

Paragraaf 1 bepaalt de operationele energie- en milieueffecten die verbonden zijn aan het gebruik van een voertuig en waarmee minstens rekening moet worden gehouden, terwijl paragraaf 2 de mogelijkheden aanreikt die afzonderlijk of samen kunnen worden gebruikt om aan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT