Bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen bij de bron verschuldigd op inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2014. - (Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, artikel 88), de 15 décembre 2013

TOEPASSINGSREGELS

Article M1. HOOFDSTUK I. - Algemeen

Afdeling 1. - Grondslag 1.1 Aftrekken

  1. De bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten (hoofdstukken II tot V, afdelingen 1 tot 3) wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto inkomsten, verminderd met de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut.

  2. De bruto bezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten (hoofdstukken II en V, afdeling 1) worden bovendien verminderd met de buitengewone beroepskosten als vermeld in artikel 89 van dit besluit.

  3. De bedrijfsvoorheffing op maandelijkse bezoldigingen van bedrijfsleiders (nrs. 3.3 tot 3.6, 5.16 tot 5.20) die onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto inkomsten, verminderd zoals aangegeven in de onderstaande tabel :

    Bruto bedrag van de maandelijkse
    bezoldigingen
    Vermindering
    Tot 1.105,00 EUR 325,00 EUR
    Van 1.105,01 EUR tot 4.760,00 EUR 325,00 EUR + 23 pct. op de schijf boven 1.105,00 EUR
    Van 4.760,01 EUR tot 7.005,00 EUR 1.165,65 EUR + 14,50 pct. op de schijf boven 4.760,00 EUR
    Boven 7.005,00 EUR 1.491,18 EUR

    1.2 Gehuwden en echtgenoten - wettelijk samenwonenden

    De wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot.

    1.3 Voordelen van alle aard

  4. De waarde van de voordelen van alle aard wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid :

    1. de voordelen worden door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt :

      - toegevoegd aan het bedrag van de bezoldigingen wanneer zij gelijktijdig met de betaling of toekenning van bezoldigingen worden toegekend of geacht worden toegekend te zijn ;

      - behandeld als in nr. 2.9, A, vermelde exceptionele vergoedingen in het andere geval ;

    2. de voordelen worden, zonder tussenkomst van de werkgever, door een derde persoon aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen volgens de regels en het tarief van nr. 2.17.

  5. Voordelen wegens leningen tegen gunstvoorwaarden worden voor het jaar waarin de lening begint te lopen, voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing en zolang de Koning de voor dat jaar in aanmerking te nemen referentierentevoeten niet heeft bepaald, berekend op basis van het verschil tussen de referentierentevoet die geldt voor het laatste vorige jaar en de werkelijk aangerekende rentevoet.

  6. Woon-werkverkeer

    Op voorwaarde dat de werknemer aan zijn werkgever schriftelijk bevestigt dat hij bij de aangifte van zijn inkomsten voor het betrokken jaar geen aanspraak zal maken op zijn werkelijke beroepskosten, mag de werkgever bij de berekening van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing rekening houden met de volgende vrijstellingen voorzien in artikel 38, § 1, WIB 92 om de verschuldigde bedrijfsvoorheffing te bepalen.

    1. De werknemer gebruikt het openbaar gemeenschappelijk vervoer

      Voor zover de werkgever kan vaststellen dat de vergoedingen betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met één of meerdere openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen, mag het bedrag van de vergoeding worden vrijgesteld.

    2. De werknemer gebruikt het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer

      Voor zover de werkgever kan vaststellen dat de vergoeding betrekking heeft op woon-werkverplaatsingen met het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, mag het bedrag van de vergoeding worden vrijgesteld in de mate dat die vergoeding de prijs van een treinabonnement eerste klasse voor die afstand niet overschrijdt.

    3. In de andere gevallen (behalve de fietsvergoeding bedoeld in artikel 38, § 1, 1ste lid, 14°, WIB 92) mag een bedrag van maximum 31,70 EUR per maand worden vrijgesteld.

      Indien niet aan de vermelde voorwaarden is voldaan, moet het totale bedrag van de vergoeding aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen.

      1.4 Fooien

      Voor werknemers wier bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit fooien bestaat, moet, voor de toepassing van nr. 1.1, onder bruto inkomsten worden verstaan :

    4. wanneer de fooien worden berekend op de ontvangsten, ongeacht of die fooien al dan niet begrepen zijn in de door de klanten betaalde prijs : het bedrag van de vaste bezoldiging verhoogd met het aandeel van de werknemer in de fooien (waarbij het totaal van die fooien ten minste gelijk moet zijn aan het product verkregen door vermenigvuldiging van de ontvangsten die aanleiding gaven tot de inning van fooien met het percent dat in de onderneming gewoonlijk wordt toegepast) of, indien dit hoger is, het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke door die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn ;

    5. in de andere gevallen : het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn.

      1.5 Cumulatie van bepaalde pensioenen of renten (nrs. 4.1 tot 4.5 en 4.8)

  7. In geval van cumulatie van pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut ten laste van eenzelfde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing, wordt de bedrijfsvoorheffing per verkrijger overeenkomstig de regels van de nrs. 4.1 tot 4.5 vastgesteld op het totaalbedrag van de gecumuleerde pensioenen of renten.

  8. In geval van cumulatie van pensioenen of renten als vermeld in punt A, betaald :

    - ofwel door de Rijksdienst voor Pensioenen (hierna de Rijksdienst) en de Pensioendienst voor de overheidssector (hierna de Dienst) ;

    - ofwel door de Rijksdienst en/of de Dienst en door een andere instelling vermeld in artikel 68, § 1, l, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen,

    wordt het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente in te houden bedrijfsvoorheffing vastgesteld en medegedeeld door de Rijksdienst of door de Dienst, naar analogie van de artikelen 68 tot 68quinquies van voormelde wet.

    In geval van cumulatie van een of meerdere pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut, waarvan tenminste een wordt betaald door de Rijksdienst of door de Dienst, met één of meerdere pensioenen of renten die niet worden verleend ter uitvoering van dergelijk statuut, is het eerste lid eveneens van toepassing voor de vaststelling van het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut in te houden bedrijfsvoorheffing.

    Het percentage wordt berekend op grond van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing verkregen door toepassing van de nrs. 4.1 tot 4.5 op het verschil tussen :

    - eensdeels, het totale bruto bedrag van de wettelijke pensioenen en aanvullende voordelen als vermeld in artikel 68, § 1, a en c, van voormelde wet van 30 maart 1994, met uitzondering van de in de vorm van kapitaal uitbetaalde voordelen, zoals dat bedrag voor de toepassing van de artikelen 68 tot 68quinquies van dezelfde wet werd medegedeeld ;

    - anderdeels, de verplichte sociale inhoudingen vermeld in nr. 1.1, A, of een forfait van 5 pct.

    Dit percentage wordt afgerond tot het hogere of lagere tiende van een punt naargelang het cijfer van de honderdsten van een punt al dan niet 5 bereikt.

    Bij wijziging van het percentage moet de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht.

    1.6 Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die aan beide echtgenoten samen worden betaald of toegekend (gezinspensioenen).

    Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing worden pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die aan beide echtgenoten samen worden betaald of toegekend, aangemerkt als inkomsten van de echtgenoot in wiens beroepswerkzaamheid zij voor het geheel of voor het grootste gedeelte hun oorsprong vinden.

    Afdeling 2. - Verminderingen wegens gezinslasten 1.7 Gezinstoestand

    Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt verstaan :

    1. onder echtgenoten : de gehuwden die zich niet in een van de in sub 2°, b vermelde gevallen bevinden ;

    2. onder alleenstaanden :

    1. de ongehuwde personen ;

    2. de gehuwde personen :

    - voor het jaar van het huwelijk of van de verklaring van wettelijke samenwoning ;

    - voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, worden zij als gehuwden aangemerkt, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd ;

    - vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt ;

    - voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning ;

    - die rijksinwoners zijn, indien de echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 10.200 EUR per jaar die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin ;

    - die niet-inwoners zijn, indien slechts één van de echtgenoten in België aan de belasting onderworpen inkomsten verkrijgt en de andere echtgenoot binnenlandse beroepsinkomsten die bij overeenkomst zijn vrijgesteld of buitenlandse beroepsinkomsten heeft van meer dan 10.200 EUR per jaar.

    Om de vermindering van de bedrijfsvoorheffing wegens gezinslasten vast te stellen, moet de gezinstoestand van de verkrijger van de inkomsten in aanmerking worden genomen zoals die zich voordoet op 1 januari van het jaar waarin de inkomsten worden betaald of toegekend.

    De schuldenaar van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT