Samenwerkingskoord tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten, de 22 mars 2024

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. In artikel 1, in Titel 1 van het Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging Samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse werknemers, worden de bepalingen onder het eerste streepje tot en met het vierde streepje vervangen als volgt:

"1° richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (hierna " de richtlijn 2014/36/EU");

  1. richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming - Intra Corporate Transfer "ICT" (hierna "de richtlijn 2014/66/UE");

  2. richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (hierna "de richtlijn 2016/801/EU");

  3. richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (hierna "de richtlijn 2021/1883").".

    Art. 2. In artikel 2, van hetzelfde Samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  4. in de bepaling onder 1° worden de woorden "het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken" vervangen door de woorden "Denemarken en Ierland";

  5. de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden "of dan de lidstaten van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland".

    Art. 3. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt, een artikel 3/1 ingevoegd, luidende:

    "Art. 3/1. De onderdaan van een derde land aan wie een lang verblijf met het oog op werk in één van de hoedanigheden zoals voorzien bij dit samenwerkingsakkoord wordt toegekend, mag beginnen werken van zodra deze de beslissing tot toekenning van het lang verblijf ontvangt en dit voor een maximale periode van 90 dagen en voor zover de onderdaan van een derde land zich houdt aan de regels met betrekking tot toegang tot het grondgebied en het verblijf in België.".

    Art. 4. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt in titel I een artikel 5/1 ingevoegd, luidende:

    "Art. 5/1. In afwijking van artikel 25, § 4 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 worden de machtiging tot verblijf en de toelatingen tot arbeid niet beschouwd te zijn toegekend in de titel II bedoelde gevallen, indien er geen beslissing werd genomen binnen de desbetreffende behandelingstermijn.".

    Art. 5. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt in titel I een artikel 5/2 ingevoegd, luidende:

    "Art. 5/2. In afwijking van artikel 36, § 2 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 eindigt het verblijf van de onderdaan van een derde land, die houder is van een vergunning bedoeld in titel II van dit samenwerkingsakkoord, enkel van rechtswege na de in artikel 36, § 2 bedoelde periode na het einde van de toelating tot arbeid, indien de wetgeving inzake toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen dit bepaalt.".

    Art. 6. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt in titel I een artikel 5/3 ingevoegd, luidende:

    "Art. 5/3. De kennisgeving van de beslissingen genomen overeenkomstig de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord moet eveneens binnen de desbetreffende behandelingstermijn plaatsvinden.".

    Art. 7. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt in titel I een artikel 5/4 ingevoegd, luidende:

    "Art. 5/4. Elk van de partijen bij dit samenwerkingsakkoord maakt de informatie over alle bewijsstukken die bij een aanvraag moeten worden gevoegd en over toegang en verblijf, waaronder de rechten en plichten en de procedurele waarborgen van de werknemer gemakkelijk toegankelijk voor de onderdaan van een derde land en de aanvrager.".

    Art. 8. In artikel 6 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  6. in de bepaling onder 1° worden de woorden "op het Belgische grondgebied te verblijven" vervangen door de woorden "om in België te verblijven en te werken";

  7. in de Nederlandse versie in de bepaling onder 1° wordt het woord "van" geschrapt;

  8. in de Nederlandse versie in de bepaling onder 2° wordt "." vervangen door ";";

  9. artikel 6 wordt aangevuld met de bepaling onder 5° luidende: "5° erkende werkgever: de werkgever erkend overeenkomstig de regionale regelgeving.".

    Art. 9. In artikel 8 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  10. in de Nederlandse versie wordt in paragraaf 1, eerste lid, het woord "kan" geschrapt;

  11. paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "In afwachting van de beslissing over de in het eerste lid bedoelde aanvraag, mag de onderdaan van een derde land niet werken.";

  12. paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:

    " § 2. De onderdaan van een derde land die sinds twaalf maanden in een andere lidstaat, de eerste lidstaat, verblijft als houder van een Europese blauwe kaart kan een aanvraag indienen voor een machtiging tot verblijf met het oog op een hooggekwalificeerde baan in België.

    De aanvraag wordt ingediend terwijl de onderdaan van een derde land zich in de eerste lidstaat of in België bevindt. Indien de houder van een Europese blauwe kaart zich reeds in België bevindt wordt de aanvraag zo snel mogelijk en ten laatste één maand na binnenkomst in België ingediend.

    De houder van een Europese Blauwe Kaart afgeleverd door een andere lidstaat mag uiterlijk 30 dagen na de datum van de indiening van de volledige aanvraag voor lange-termijnmobiliteit beginnen werken in België.".

    Art. 10. Artikel 9 van hetzelfde Samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt:

    "Art. 9. § 1. De beslissing met betrekking tot de aanvraag voor een machtiging tot het verblijf met het oog op een hooggekwalificeerde baan wordt ten laatste genomen negentig dagen na de kennisgeving van het feit dat de aanvraag volledig is.

    De in het eerste lid bedoelde termijn kan in geen geval verlengd worden.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de beslissing voor een machtiging tot verblijf met het oog op een hooggekwalificeerde baan genomen ten laatste dertig dagen na de kennisgeving van het feit dat de aanvraag volledig is wanneer de aanvraag wordt ingediend in het kader van lange-termijnmobiliteit of wordt ingediend door een erkende werkgever.

    In uitzonderlijke en naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden met betrekking tot de complexiteit van de aanvraag kan de bevoegde overheid de in het eerste lid bedoelde termijn in het kader van lange-termijnmobiliteit met 30 dagen verlengen.

    De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de verlenging bedoeld in het tweede lid uiterlijk 30 dagen na de datum van de indiening van de volledige aanvraag.".

    Art. 11. In artikel 10 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  13. in het eerste lid worden de woorden "diplomatieke posten en/of gemeenten" vervangen door de woorden "diplomatieke post of de gemeente";

  14. het vijfde lid wordt geschrapt.

    Art. 12. In artikel 11 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  15. in het eerste lid worden de woorden "die tussen een en vier jaar ligt, in functie van de duur van de toelating tot arbeid die door elk Gewest bepaald wordt" vervangen door de woorden "van minstens 24 maanden";

  16. het tweede lid wordt aangevuld met de woorden ", maar voor maximaal de in het eerste lid bedoelde standaard geldigheidsduur.".

    Art. 13. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een artikel 11/1 ingevoegd, luidende:

    "Art. 11/1. § 1. De toegang tot arbeid met een Europese blauwe kaart wordt beperkt tot hooggekwalificeerde banen, rekening houdend met de salarisdrempels vastgelegd door de regionale overheid.

    Elke verandering van werkgever van een houder van een Europese blauwe kaart wordt door de nieuwe werkgever overeenkomstig de regionale regelgeving meegedeeld aan de bevoegde regionale overheid.

    Wanneer de mededeling van verandering van werkgever plaatsvindt na twaalf maanden tewerkstelling in België als houder van een Europese blauwe kaart, is de regionale overheid bevoegd van zodra de tewerkstelling bij de nieuwe werkgever wordt aangevat.

    § 2. De regionale overheid brengt onmiddellijk de Dienst Vreemdelingenzaken van elke mededeling tot verandering van werkgever op de hoogte.

    Art. 14. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een artikel 11/2 ingevoegd, luidende:

    "Art. 11/2. § 1. In afwijking van artikel 36, § 2 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, behoudt de onderdaan van een derde land zijn verblijf als hooggekwalificeerde werknemer en de Europese Blauwe Kaart voor een gecumuleerde periode van 6 maanden gedurende zijn hele verblijf als houder van een Europese Blauwe Kaart wanneer de toelating tot arbeid overeenkomstig de regionale wetgeving beëindigd of ingetrokken wordt of geweigerd wordt te verlengen.

    De periode van 6 maanden bedoeld in het eerste lid vangt aan vanaf het moment van werkloosheid of de beëindigings- of intrekkingsbeslissing of weigeringsbeslissing tot verlenging.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1, behoudt de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT