Uittreksel uit arrest nr. 158/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5540 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 2 juni 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van

Uittreksel uit arrest nr. 158/2013 van 21 november 2013

Rolnummer : 5540

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 2 juni 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen, ingesteld door het Havenbedrijf Gent en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 18 december 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 december 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 2 juni 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 2012) door het Havenbedrijf Gent, met zetel te 9042 Gent, John Kennedylaan 32, het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, met zetel te 2000 Antwerpen, Entrepotkaai 1, en de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen, met zetel te 8380 Brugge, Isabellalaan 1.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wet

    B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 2 juni 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen.

    Die wet voorziet in « de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad » (artikel 2).

    In de parlementaire voorbereiding van de wet wordt naar de aanleiding voor die richtlijn verwezen :

    De Maltese olietanker Erika leed op 12 december 1999 schipbreuk voor de Bretoense kust. Op 13 november 2002 leed de olietanker Prestige, varend onder de vlag van de Bahama's, schipbreuk op 270 kilometer voor de Galicische kust. Na deze scheepvaartongevallen is aangetoond dat er geen dwingende internationale regelgeving bestond voor het voeren van een technisch onderzoek naar de oorzaken van een scheepvaartongeval of incident

    (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1931/001, p. 6).

    B.1.2. De bestreden wet heeft tot doel de maritieme veiligheid te verhogen en verontreiniging door schepen te voorkomen en daarmee de kans op toekomstige scheepvaartongevallen en incidenten te verminderen door :

    1° een spoedige uitvoering van het veiligheidsonderzoek en een gedegen analyse van scheepvaartongevallen en incidenten te bevorderen, teneinde de oorzaken ervan vast te stellen;

    2° ervoor te zorgen dat tijdig en nauwgezet verslag over het veiligheidsonderzoek wordt uitgebracht en voorstellen voor herstelmaatregelen worden gedaan;

    3° ervoor te zorgen dat wordt nagegaan of er al dan niet gevolg wordt gegeven aan de veiligheidsaanbevelingen en de genomen herstelmaatregelen te onderzoeken om eventueel bijkomende veiligheidsaanbevelingen te geven

    (artikel 5).

    De wet bepaalt dat een onderzoeksinstantie wordt opgericht onder de benaming « federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen » (afgekort FOSO). Zij is wat betreft haar organisatie, juridische structuur en besluitvorming autonoom en functioneel onafhankelijk van iedere partij of instantie waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de haar toevertrouwde opdrachten (artikel 7).

    De FOSO heeft als taak om bij een scheepvaartongeval of incident een veiligheidsonderzoek in te stellen, met als doel ongevallen en incidenten met een schip in de toekomst te voorkomen (artikelen 3, 18°, en 19, § 1). Het is niet de taak van de FOSO om de aansprakelijkheid voor een scheepvaartongeval te bepalen of de schuldvraag te beantwoorden (artikelen 6 en 30, § 2). De rapporten en veiligheidsaanbevelingen van de FOSO kunnen niet in een strafrechtelijke, tuchtrechtelijke of civielrechtelijke procedure als bewijs worden gebruikt (artikel 29).

    B.2. De aangevoerde middelen hebben betrekking op de onafhankelijkheid, de bevoegdheid en de financiering van de FOSO (eerste en tweede middel), op de sanctieregeling (vierde middel) en op de retroactieve werking van de bestreden wet (vijfde onderdeel van het eerste middel).

    In de eerste plaats dient evenwel het middel dat uit een schending van de bevoegdheidverdelende regels is afgeleid, te worden onderzocht (derde middel).

    Ten aanzien van de bevoegdheid van de federale wetgever

    B.3.1. Het eerste onderdeel van het derde middel is afgeleid uit een schending van artikel 6, § 1, X, 2° en 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op grond waarvan de gewesten bevoegd zijn, wat de openbare werken en het vervoer betreft, voor « de waterwegen en hun aanhorigheden » en voor « de havens en hun aanhorigheden ».

    B.3.2. In de parlementaire voorbereiding van de voormelde bepaling wordt de bevoegdheid die aan de gewesten is toegekend inzake openbare werken en vervoer aangemerkt als « een beheersbevoegdheid in de ruime zin » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, p. 13; Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558-5, p. 412).

    B.3.3. Voor zover zij er niet anders over hebben beschikt, moeten de Grondwetgever en de bijzondere wetgever worden geacht aan de gemeenschappen en de gewesten de volledige bevoegdheid te hebben toegekend tot het uitvaardigen van regels die eigen zijn aan de aan hen toegewezen aangelegenheden. Behoudens andersluidende bepalingen heeft de bijzondere wetgever het gehele beleid inzake de door hem toegewezen aangelegenheden aan de gemeenschappen en de gewesten overgedragen.

    B.3.4. De bevoegdheidstoewijzing inzake de waterwegen en de havens omvat niet het aannemen van « de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer », wat een federale bevoegdheid is gebleven, zoals blijkt uit het vereiste dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van die regels en reglementering moeten worden betrokken (artikel 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980).

    B.4.1. Volgens de verzoekende partijen beoogt de bestreden wet « de organisatie en aldus ook de politie van de havens, de waterwegen en hun aanhorigheden » te reglementeren. Bovendien verleent zij aan de Koning de bevoegdheid om de grenzen van de havens te bepalen. Beide aangelegenheden zouden tot de bevoegdheid van de gewesten behoren.

    B.4.2. Tot de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer behoren met name « het algemeen reglement van de scheepvaartwegen » en « de politie op de zeevaart » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, p. 21).

    De bijzondere politieregels, inzonderheid wat de havens en hun aanhorigheden betreft, behoren daarentegen tot de bevoegdheid van de gewesten. Zo zijn de gewesten in beginsel bevoegd om door middel van politieverordeningen onder meer de goederenbehandeling en opslag, het in- en ontschepen van passagiers en de vrijheid van handel en nijverheid in kanaal- en havengebonden activiteiten te regelen (zie arrest nr. 5/96 van 18 januari 1996, B.3.1-B.3.3).

    B.4.3. De bestreden wet is krachtens artikel 4, eerste lid, van toepassing op scheepvaartongevallen en incidenten :

    1° waarbij Belgische schepen zijn betrokken; of

    2° die zich voordoen in de maritieme zones; of

    3° die zich voordoen op de binnenwateren en waarbij schepen zijn betrokken; of

    4° die andere aanzienlijke belangen van het Koninkrijk België raken

    .

    Met « schip » is bedoeld elk vaartuig dat op zee personen of zaken vervoert, de visvangst bedrijft, sleepverrichtingen, baggerwerken of enige andere winstgevende verrichting van scheepvaart uitvoert, of dat ertoe bestemd is (artikel 3, 10°).

    De « maritieme zones » zijn de Belgische zeewateren, de exclusieve economische zone (zoals bepaald en afgebakend in de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee) en het continentaal plat (zoals bepaald en afgebakend in de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat) (artikel 3, 7°).

    De « Belgische zeewateren » omvatten de territoriale zee, de havens van de kust en de Beneden-Zeeschelde « waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld », de haven van Gent « waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld », het Belgische gedeelte van het kanaal van Terneuzen naar Gent, de havens gelegen aan het Belgisch gedeelte van het kanaal van Terneuzen naar Gent « waarvan de grenzen door de Koning worden vastgesteld » en de kanalen Zeebrugge-Brugge en Oostende-Brugge (artikel 3, 6°).

    De « binnenwateren » zijn de Belgische openbare wateren die voor de scheepvaart bestemd zijn of gebruikt worden en die niet behoren tot de Belgische zeewateren (artikel 3, 8°).

    B.4.4. Uit de draagwijdte van de bestreden wet blijkt dat zij tevens van toepassing is op scheepvaartongevallen en incidenten die zich voordoen in havens en op waterwegen, waarvan het beheer tot de bevoegdheid van de gewesten behoort.

    Doordat de bestreden wet in hoofdzaak de veiligheid van het scheepvaartverkeer betreft, maakt zij evenwel deel uit van de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren, ook indien dat verkeer in de havens en op de binnenwateren plaatsvindt.

    Zoals het Hof reeds in zijn arrest nr. 2/97 van 16 januari 1997 heeft geoordeeld, hebben de verkeersregels betrekking op het verloop van het scheepvaartverkeer in zijn geheel en zijn zij erop gericht dat verkeer vlot en zonder gevaar voor anderen te organiseren, alsmede het ontstaan van gevaarlijke situaties te vermijden (B.4.3).

    B.4.5. De begrenzing van de havens maakt evenwel geen deel uit van de verkeersreglementering, maar behoort tot de bevoegdheid van de gewesten...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT