Arrest nr. 138/2002 van 2 oktober 2002 Rolnummer 2404 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 25 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, ingesteld door B.

Arrest nr. 138/2002 van 2 oktober 2002

Rolnummer 2404

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 25 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, ingesteld door B. Meeus.

Het Arbitragehof,

samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, P. Martens, M. Bossuyt, A. Alen en J.- P. Moerman, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van het beroep

Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 maart 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 maart 2002, heeft B. Meeus, wonende te 3000 Leuven, Louis Melsensstraat 16, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 25 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 februari 2002).

Bij hetzelfde verzoekschrift is eveneens een vordering tot schorsing ingesteld van voormelde wetsbepaling. Bij het arrest nr. 129/2002 van 10 juli 2002 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2002) heeft het Hof die wetsbepaling geschorst.

II. De rechtspleging

Bij beschikking van 29 maart 2002 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 3 mei 2002 ter post aangetekende brieven.

Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 mei 2002.

De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie ingediend bij op 20 juni 2002 ter post aangetekende brief.

Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 24 juni 2002 ter post aangetekende brief.

Bij beschikking van 27 juni 2002 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 28 maart 2003.

Bij beschikking van 10 juli 2002 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 25 september 2002.

Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 15 juli 2002 ter post aangetekende brieven.

De verzoekende partij heeft een memorie van antwoord ingediend bij op 10 augustus 2002 ter post aangetekende brief.

Op de openbare terechtzitting van 25 september 2002 :

- zijn verschenen :

. verzoeker B. Meeus, in eigen persoon;

. Mr. B. Van Hyfte, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Ministerraad;

- hebben de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en L. François verslag uitgebracht;

- zijn de voornoemde partijen gehoord;

- is de zaak in beraad genomen.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte

- A -

Standpunt van de verzoekende partij

A.1. De verzoeker meent dat hij als ambtenaar beschikt over het rechtens vereiste belang om de vernietiging van de bestreden bepaling te vorderen, nu hij ten gevolge van die bepaling voor de mogelijke bevordering tot de betrekking van sociaal inspecteur-directeur bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) de concurrentie zal ondergaan van ambtenaren van rang 13 die niet behoren tot het korps.

A.2.1. In een eerste middel voert de verzoeker een schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de bestreden bepaling zijn recht op toegang tot de rechter aantast.

Volgens de parlementaire voorbereiding was de bestreden bepaling noodzakelijk om, naar aanleiding van de rechtspraak van de Raad van State, wettelijke duidelijkheid te creëren omtrent de personen die kunnen dingen naar de betrekking van sociaal inspecteur-directeur. Zoals werd opgemerkt in het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State wordt evenwel niet gepreciseerd waarin die onduidelijkheid bestond. Evenmin wordt een antwoord gegeven op de opmerking van de Raad van State dat de bestreden bepaling vanwege haar aard niet thuishoort in een wet, doch wel in een koninklijk besluit.

A.2.2. De verzoeker betoogt dat artikel 25 van de wet van 14 januari 2002 als enig doel heeft de Raad van State te verhinderen zich uit te spreken over de eventuele onregelmatigheid van het koninklijk besluit van 8 november 1998.

Naar aanleiding van een door de verzoeker bij de Raad van State ingesteld beroep tot vernietiging met vordering tot schorsing, heeft de Raad van State immers bij arrest nr. 91.992 van 8 januari 2001 een individuele administratieve beslissing die steunde op het voormelde koninklijk besluit geschorst. De Raad oordeelde daarbij dat het middel ernstig...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT