Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1998 en tekstbijwerking tot 23-02-2007), de 23 mars 1998

TITEL I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. "wet", de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968;

  2. "Minister", de Minister tot wiens bevoegdheid de verkeersveiligheid behoort;

  3. "motorvoertuig", elk zichzelf over de weg voortbewegend voertuig uitgerust met een motor anders dan een voertuig dat op rails wordt voortbewogen.

    (Worden niet beschouwd als motorvoertuig, rijwielen uitgerust met een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen.)

    (Voor de toepassing van dit besluit worden de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen bedoeld in artikel 2.15.2, 20, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, niet gelijkgesteld met motorvoertuigen.)

  4. "bromfiets" :

    a) ofwel een "bromfiets klasse A", dit wil zeggen elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cmexponent3; bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 25 km per uur;

    b) ofwel een "bromfiets klasse B", dit wil zeggen :

    - elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding en waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cmexponent3 bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur, met uitsluiting van de bromfietsen klasse A;

    - elk vierwielig voertuig uitgerust met een motor waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cmexponent3 bedraagt voor de motoren met elektrische ontsteking of, voor de andere typen motoren, met een netto- maximumvermogen van ten hoogste 4 kW en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur.

    De maximale lege massa van de driewielige bromfietsen is beperkt tot 270 kg; deze van de vierwielige bromfietsen tot 350 kg; voor de elektrische voertuigen geldt die massa evenwel zonder de batterijen;

  5. "motorfiets", elk tweewielig motorvoertuig met of zonder zijspanwagen en dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets;

  6. "driewieler met motor", elk driewielig motorvoertuig dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets en waarvan de maximale ledige massa niet meer dan 1.000 kg bedraagt;

  7. "vierwieler met motor", elk vierwielig motorvoertuig, andere dan die welke als bromfietsen worden beschouwd, met een lege massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt voor het goederenvervoer en met een netto-maximumvermogen van de motor van ten hoogste 15 kW. Voor de elektrische voertuigen geldt die massa zonder de batterijen;

  8. "auto", elk motorvoertuig, bromfietsen en motorrijwielen uitgezonderd, dat gewoonlijk wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, of om voertuigen voor het vervoer van personen of goederen over de weg voort te trekken. Deze term omvat mede trolleybussen, dat wil zeggen voertuigen die in verbinding staan met een elektrische leiding en niet rijden op spoorstaven; hij heeft geen betrekking op landbouw- en bosbouwtrekkers;

  9. "landbouw- en bosbouwtrekkers", elk motorvoertuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, en die slechts bijkomstig voor personen- of goederenvervoer over de weg of voor het trekken van voertuigen van personen- of goederenvervoer over de weg worden gebruikt;

  10. "voertuig uitgerust met een automatische schakeling", elk voertuig waarbij de overbrengingsverhouding tussen motor en wielen slechts door het bedienen van het gas- en rempedaal wordt gewijzigd. Voertuigen met een elektrische motor en voertuigen die uitgerust zijn met een koppeling die functioneert zonder dat de bestuurder hoeft in te grijpen, meer bepaald voertuigen met een half-automatische schakeling, worden daarmee gelijkgesteld;

  11. "gewone verblijfplaats", de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen of, voor iemand zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.

    De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats dan zijn persoonlijke bindingen heeft en daardoor afwisselend op verschillende plaatsen in twee of meer Staten verblijft, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats als zijn persoonlijke bindingen te bevinden, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt, wanneer de betrokkene voor een opdracht van een bepaalde duur in een andere Staat verblijft. Het volgen van onderwijs aan een universiteit of een school impliceert niet dat de gewone verblijfplaats is verplaatst;

  12. ("rijschool", elke rijschool, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;)

  13. "Europees rijbewijs", elk rijbewijs bedoeld bij artikel 23, § 2, 1° van de wet, afgegeven door een Lid-Staat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte.

    TITEL II. - Indeling van de motorvoertuigen in categorieën voor de toepassing van de bepalingen betreffende het recht tot sturen

    Art. 2. § 1. Voor de toepassing van de wets- en verordeningsbepalingen betreffende het recht tot sturen, worden de motorvoertuigen ingedeeld in categorieën :

  14. Categorie A3 : bromfietsen.

    Aan de voertuigen van deze categorie mag een aanhangwagen gekoppeld worden, behalve als het gaat om een bromfiets met drie of vier wielen;

  15. Categorie A : motorfietsen met of zonder zijspan.

    Aan de voertuigen van deze categorie mag een aanhangwagen gekoppeld worden, behalve aan een motorfiets met zijspan;

  16. Categorie B :

    - auto's met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 3.500 kg en met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg;

    - samenstellen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhangwagen, waarbij de maximale toegelaten massa van het samenstel niet meer dat 3.500 kg bedraagt en de maximale toegelaten massa van de aanhangwagen niet groter is dan de ledige massa van het trekkende voertuig.

    De drie- en vierwielers met motor behoren eveneens tot deze categorie;

  17. Categorie B+E :

    samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhangwagen, waarvan het samenstel niet onder de categorie B valt;

  18. Categorie C :

    andere auto's dan die van categorie D, met een maximale toegelaten massa van meer dan 3500 kg; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld waarvan de maximale toegelaten massa niet meer dan 750 kg bedraagt;

  19. Categorie C+E :

    samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg;

  20. Categorie D :

    auto's bestemd voor personenvervoer, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg.

    De voertuigen met vouwbalg omschreven in artikel 1, § 2, 9 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, behoren eveneens tot deze categorie;

  21. Categorie D+E :

    samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg.

    (9° Categorie G

    Land- en bosbouwtrekkers en hun aanhangwagens evenals de voertuigen ingeschreven als landbouwmaterieel, landbouwmotor of maaimachine.)

    § 2. Binnen de categorieën C, C+E, D en D+E worden de volgende subcategorieën gecreëerd :

  22. Subcategorie C1 :

    andere auto's dan die van categorie D, waarvan de maximale toegelaten massa meer dan 3.500 kg, doch ten hoogste 7.500 kg bedraagt; aan de auto's van deze subcategorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg;

  23. Subcategorie C1+E :

    samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van subcategorie C1 en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg, mits de maximale toegelaten massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12.000 kg bedraagt en de maximale toegelaten massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt;

  24. Subcategorie D1 :

    auto's bestemd voor personenvervoer, met meer dan acht doch niet meer dan zestien zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's van deze subcategorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg;

  25. Subcategorie D1+E :

    samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van subcategorie D1 en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg, mits de maximale toegelaten massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12.000 kg bedraagt en de maximale toegelaten massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt en de aanhangwagen niet wordt gebruikt om personen te vervoeren.

    § 3. Motorvoertuigen die rijden op de openbare weg en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT