Reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen., de 21 février 2006

Afdeling I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder :

  1. " financiële ondernemingen " :

    1. de kredietinstellingen in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 die in België gevestigd zijn; en,

    2. de financiële holdings als bedoeld in artikel 49, § 2 van de wet van 22 maart 1993; en,

    3. de beleggingsondernemingen in de zin van artikel 47, § 1 van de wet van 6 april 1995 die in België gevestigd zijn; en,

    4. de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 die in België gevestigd zijn; en,

    5. de openbare instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a) van de wet van 20 juli 2004;

    6. de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in artikel 1, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 26 september 2005;

  2. " instellingen voor collectieve belegging " : de openbare instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a) van de wet van 20 juli 2004;

  3. " verzekeringsondernemingen " :

    1. de ondernemingen in de zin van artikel 2, §§ 1 en 3 van de wet van 9 juli 1975, die in België gevestigd zijn, met uitzondering van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in het 4° van dit artikel; en,

    2. de verzekeringsholdings als bedoeld in artikel 91bis, 9° van de wet van 9 juli 1975;

  4. " instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening " : de ondernemingen en instellingen als bedoeld in artikel 2, § 3, 4° en 6°, a) van de wet van 9 juli 1975;

  5. " wet van 9 juli 1975 " : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;

  6. " wet van 22 maart 1993 " : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

  7. " wet van 6 april 1995 " : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;

  8. " wet van 20 juli 2004 " : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;

  9. " koninklijk besluit van 20 december 1995 " : het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen;

  10. " koninklijk besluit van 26 september 2005 " : het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen;

  11. " revisoraal mandaat " : een functie als commissaris of erkend revisor bij een financiële onderneming of bij een instelling voor collectieve belegging, of een functie als erkend commissaris bij een verzekeringsonderneming of bij een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening.

  12. " CBFA " : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

    Afdeling II. - Erkende revisoren.

    Art. 2. Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij financiële ondernemingen een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden :

  13. onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

  14. lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;

  15. gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;

  16. nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij ten minste één van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de financiële ondernemingen;

  17. een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor elk van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°, alsook van de toepassing ervan;

  18. in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;

  19. niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;

  20. beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij financiële ondernemingen uit te oefenen; dit houdt onder meer de volgende vereisten in :

    1. beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de financiële ondernemingen met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;

    2. zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;

    3. de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;

    4. kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;

    5. bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de financiële ondernemingen, alsook van de toepassing ervan.

    De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij financiële ondernemingen.

    Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de financiële ondernemingen.

    Art. 3. Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij instellingen voor collectieve belegging een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden :

  21. onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

  22. lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;

  23. gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;

  24. nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij instellingen voor collectieve belegging of andere ondernemingen die het beheer van instellingen voor collectieve belegging als hoofdactiviteit uitoefenen, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de instellingen voor collectieve belegging;

  25. een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging, alsook van de toepassing ervan;

  26. in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;

  27. niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;

  28. beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij instellingen voor collectieve belegging uit te oefenen; dit houdt onder meer de volgende vereisten in :

    1. beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor collectieve belegging of van andere ondernemingen die het beheer van instellingen voor collectieve belegging als hoofdactiviteit uitoefenen, met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;

    2. zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;

    3. de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;

    4. kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;

    5. bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging, alsook van de toepassing ervan.

    De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij instellingen voor collectieve belegging.

    Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de instellingen voor collectieve belegging.

    Art. 4. Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden :

  29. onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

  30. lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;

  31. gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;

  32. nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij ten minste één verzekeringsonderneming of instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;

  33. een grondige kennis hebben verworven van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT