30 JANUARI 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten en de restitutie van quota, en ter wijziging van het besluit van 22 april 2010 inzake de uitvoering van flexibiliteitsmechanismen bedoeld in de artikelen 19, § 2, en 20, § 2, van de ordonnantie van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, het artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, het artikel 4;

Gelet op het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, de artikelen 3.3.4 tot 3.3.15 en 3.3.20, § 2 en 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd bij wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, het artikel 3, § 3;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gegeven op 11 september 2013;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 september 2013;

Gelet op het advies 54.616/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister belast met Milieu, Energie en Stadsvernieuwing;

Na beraadslaging,

Besluit :

TITEL 1. - Voorwerp en definities

Artikel 1. Onderhavig besluit betreft de gedeeltelijke omzetting van :

  1. de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (hierna « de Richtlijn 2003/87/EG » genoemd), en Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 die deze wijzigt tot verbetering en uitbreiding van de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten;

  2. besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG.

    Art. 2. In de zin van dit besluit zijn de volgende definities van toepassing :

  3. « BWLKE » : het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing;

  4. « gevestigde installatie » : installatie in de zin van artikel 3.1.1, 23°, van het BWLKE die :

    a) een broeikasgasemissievergunning verkreeg vóór 30 juni 2011, of

    b) feitelijk in werking is, in voorkomend geval uiterlijk op 30 juni 2011 over een milieuvergunning voor het geheel van de activiteiten beschikte en op die datum voldeed aan alle overige criteria bepaald bij de ordonnantie van 31 januari 2008 houdende de vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto, op basis waarvan de installatie in aanmerking komt voor de verlening van de broeikasgasemissievergunning;

  5. « productbenchmark-subinstallatie » : de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage I van onderhavig besluit een benchmark is vastgesteld;

  6. « warmtebenchmark-subinstallatie » : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie en/of de invoer uit een onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installatie of andere entiteit van meetbare warmte die :

    a) binnen de grenzen van de installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of

    b) wordt uitgevoerd naar een niet onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten vallende installatie of andere entiteit, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking;

  7. « brandstofbenchmark-subinstallatie » : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling;

  8. « meetbare warmte » : een netto warmtestroom getransporteerd door identificeerbare pijpleidingen of leidingen met gebruik van een medium voor warmteoverdracht zoals, meer bepaald, stoom, hete lucht, water, olie, vloeibaar metaal en zouten, waarvoor een warmtemeter geïnstalleerd is of kan worden;

  9. « warmtemeter » : een warmtemeter in de zin van bijlage MI-004 van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten of enig ander apparaat voor het meten en registreren van de hoeveelheid geproduceerde warmte-energie op basis van debieten en temperaturen;

  10. « niet-meetbare warmte » : alle andere warmte dan meetbare warmte;

  11. « procesemissies-subinstallatie » : de in bijlage 3.3 van het BWLKE opgenomen broeikasgasemissies, kooldioxide uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage I van onderhavig besluit opgenomen productbenchmark, alsook kooldioxide-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage I van dit besluit opgenomen productbenchmark als gevolg van enige hierna genoemde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof :

    a) de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;

    b) de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;

    c) de decompositie van carbonaten, met uitzondering van die voor de reiniging van rookgassen;

    d) niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gerichte chemische synthesen waarbij het koolstofhoudend materiaal aan de reactie deelneemt;

    e) niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gericht gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen;

    f) de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten;

  12. « toegevoegde capaciteit » : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke uitbreiding, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandelijkse productievolumen in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;

  13. « ingeboete capaciteit » : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke capaciteitsvermindering, bepaald op basis van het gemiddelde van de 2 hoogste maandelijkse productievolumen in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;

  14. « aanvang van de normale werking » : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of, wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstakspecifieke productiecycli tijdens welke de installatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de installatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;

  15. « aanvang van de veranderde werking » : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of, wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstakspecifieke productiecycli tijdens welke de veranderde subinstallatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de subinstallatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;

  16. « veiligheidsaffakkeling » : de verbranding van waakvlambrandstoffen en sterk wisselende hoeveelheden proces- of restgas in een aan atmosferische storingen onderhevige eenheid die om veiligheidsredenen uitdrukkelijk vereist is door de betreffende installatievergunningen;

  17. « privéhuishouden » : een wooneenheid waarin de personen individueel of in groep regelingen treffen om zich van meetbare warmte te voorzien;

  18. « verificateur » : een conform artikel 3.3.15, § 3 van het BWLKE geaccrediteerd keuringsinstelling belast met de uitvoering van het controleproces en de rapportering daarover, conform de vereisten van bijlage 3.7 van het BWLKE;

  19. « redelijke mate van zekerheid » : een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een uitdrukkelijk verificatieadvies, ten aanzien van de vraag of de te verifiëren gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven;

  20. « mate van zekerheid » : de mate waarin de verificateur er in de conclusies van zijn verificatie zeker van is dat is aangetoond dat de gegevens die voor een installatie zijn verstrekt, geen, respectievelijk wel, beduidende onjuiste opgaven bevatten;

  21. « beduidende onjuiste opgave » : een substantieel onjuiste opgave (omissie, verkeerde voorstelling of fout, met uitzondering van de toelaatbare onzekerheid) in de ingediende gegevens die, volgens de professionele opinie van de verificateur, gevolgen kan hebben voor het gebruik dat later door het Instituut van die gegevens wordt gemaakt voor de berekening van de toegewezen hoeveelheden emissierechten;

  22. « verbranden » : het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT