Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer [en van het gebruik van de openbare weg].

TITEL I. - INLEIDENDE BEPALINGEN.

Artikel 1. TOEPASSINGSGEBIED.

(Dit reglement geldt voor het verkeer op de openbare weg en het gebruik ervan, door voetgangers, voertuigen, trek-, last- of rijdieren en vee.)

Spoorvoertuigen die van de openbare weg gebruik maken, vallen niet onder de toepassing van dit reglement.

Art. 2. BEPALINGEN. Voor de toepassing van de bepalingen van dit reglement wordt verstaan onder :

2.1. " Rijbaan ", het deel van de openbare weg dat voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht.

2.2. " Rijstrook ", elk deel van een rijbaan die in haar langsrichting verdeeld is door :

  1. één of meer witte doorlopende of onderbroken strepen. Deze strepen mogen beter zichtbaar gemaakt worden door (retro-reflecterend) middelen;

  2. (voorlopige markeringen die bestaan uit :

    - hetzij oranje doorlopende of onderbroken strepen;

    - hetzij doorlopende of onderbroken strepen gevormd door oranje spijkers.)

    2.3. " Autosnelweg ", de openbare weg waarvan het begin of de oprit aangeduid is met het verkeersbord F 5 en het einde met het verkeersbord F 7.

    2.4. " Autoweg ", de openbare weg waarvan het begin aangeduid is met het verkeersbord F 9 en het einde met het verkeersbord F 11.

    2.5. " Pad ", een smalle openbare weg die alleen het verkeer toelaat van voetgangers en van voertuigen die geen bredere dan de voor voetgangers vereiste ruimte nodig hebben.

    2.6. " Aardeweg ", een openbare weg die breder is dan een pad en die niet voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht.

    De aardeweg verliest zijn hoedanigheid niet zo hij enkel bij zijn aansluiting met een andere openbare weg het uitzicht van een rijbaan heeft.

    2.7. (" Fietspad ", het deel van de openbare weg dat voor het verkeer van fietsen en tweewielige bromfietsen klasse A is voorbehouden door de verkeersborden D7, D9 of door de wegmarkeringen bedoeld in artikel 74.

    Het fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan.)

    2.8. " Bijzondere overrijdbare bedding ", het deel van de openbare weg dat aan het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer is voorbehouden door middel van de wegmarkeringen bedoeld in de artikelen 72.6. en 77.8. en waarvan het begin is aangeduid door het verkeersbord F 18.

    De bijzondere overrijdbare bedding maakt geen deel uit van de rijbaan.

    2.9. " Kruispunt ", de plaats waar twee of meer openbare wegen samenlopen.

    (2.10. " Plein ", elke open ruimte, waarop een openbare weg uitkomt of meerdere openbare wegen samenkomen, en waar de plaatsgesteldheid het mogelijk maakt dat het verkeer en andere activiteiten er tezamen georganiseerd worden.

    Het plein is een openbare weg onderscheiden van die welke er op uitkomen.)

    2.11. " Overweg ", de gehele of gedeeltelijke kruising van een openbare weg door een of meer buiten de rijbaan aangelegde sporen.

    2.12. " Bebouwde kom ", een gebied met bebouwing en waarvan de invalswegen aangeduid zijn met de verkeersborden F 1, en de uitvalswegen met de verkeersborden F 3.

    2.13. " Bestuurder ", al wie een voertuig bestuurt of trek-, last- en rijdieren of vee geleidt of bewaakt.

    2.14. " Voertuig ", elk middel van vervoer te land, alsmede alle verrijdbaar landbouw- of bedrijfsmaterieel.

    (2.15.1.) ("Rijwiel", elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler.

    De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel.

    Het niet bereden rijwiel wordt niet als voertuig beschouwd.)

    (Een "Voortbewegingstoestel" is :

    1. ofwel een " niet-gemotoriseerd voortbewegingstoestel ", dit wil zeggen elk voertuig dat niet beantwoordt aan de definitie van rijwiel, dat door de gebruiker of de gebruikers door middel van spierkracht wordt voortbewogen en niet met een motor is uitgerust.

    2. ofwel een "gemotoriseerd voortbewegingstoestel", dit wil zeggen elk motorvoertuig met twee of meer wielen dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 18 km per uur.

      Voor de toepassing van dit besluit worden de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen niet gelijkgesteld met motorvoertuigen.

      Het niet bereden voortbewegingstoestel wordt niet als voertuig beschouwd. "

      De gebruiker van een voortbewegingstoestel, die niet sneller dan stapvoets rijdt, wordt niet gelijkgesteld met een bestuurder.)

      2.16. " Motorvoertuig ", elk voertuig uitgerust met een motor, bestemd om op eigen kracht te rijden.

      2.17. "Bromfiets" :

      1) ofwel een "bromfiets klasse A", dit wil zeggen elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 25 km per uur;

      2) ofwel een "bromfiets klasse B", dit wil zeggen :

      - elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding en waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur, met uitsluiting van de bromfietsen klasse A;

      - elk vierwielig voertuig uitgerust met een motor waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt voor de motoren met elektrische ontsteking of, voor andere typen van motoren, met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur;

      De maximale lege massa van de driewielige bromfietsen is beperkt tot 270 kg; deze van de vierwielige bromfietsen tot 350 kg; voor de elektrische voertuigen geldt die massa evenwel zonder de batterijen.

      De driewielige bromfiets met twee wielen die op dezelfde as zijn gemonteerd en waarvan de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 0,46 m, wordt beschouwd als bromfiets met twee wielen.

      De niet-bereden tweewielige bromfiets wordt niet als voertuig beschouwd.

      Bevestiging van een aanhangwagen aan een bromfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

      De voertuigen bestuurd door (personen met een handicap), uitgerust met een motor die niet toelaat zich sneller dan stapvoets voort te bewegen, worden niet als bromfiets beschouwd.

      2.18. "Motorfiets", elk tweewielig motorvoertuig met of zonder zijspanwagen en dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets.

      Bevestiging van een aanhangwagen aan een motorfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

      2.19. "Driewieler met motor", elk driewielig motorvoertuig dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets en waarvan de maximale ledige massa niet meer dan 1000 kg bedraagt.

      Bevestiging van een aanhangwagen aan een driewieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

      Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van driewielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto's.

      2.20. "Vierwieler met motor", elk vierwielig motorvoertuig, andere dan die welke als bromfietsen worden beschouwd, met een lege massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt voor het goederenvervoer en met een netto-maximumvermogen van de motor van ten hoogste 15 kW. Voor de elektrische voertuigen geldt die massa zonder de batterijen.

      Bevestiging van een aanhangwagen aan een vierwieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

      Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van die vierwielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto's.

      2.21. (" Auto ", elk motorvoertuig, met inbegrip van de trolleybus, dat niet beantwoordt aan de bepalingen van de bromfiets (, van de motorfiets, van de drie- en van de vierwieler met motor).)

      2.22. " Stilstaand voertuig ", een voertuig dat niet langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden of lossen van zaken.

      2.23. " Geparkeerd voertuig ", een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden of lossen van zaken.

      2.24. " Aanhangwagen ", elk voertuig dat bestemd is om door een ander te worden voortbewogen.

      2.25. " Sleep ", elke groep voertuigen die aan elkander gekoppeld zijn met het doel door een en dezelfde kracht te worden voortbewogen.

      2.26. " Technisch reglement van de auto's " het algemeen reglement dat de technische eisen bepaalt waaraan auto's en hun aanhangwagens moeten voldoen.

      2.27. " Technisch reglement van de bromfietsen en motorfietsen " het algemeen reglement dat de technische eisen bepaalt waaraan bromfietsen, motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen.

      2.28. " (Maximale toegelaten massa) " (de maximale totale massa) van het voertuig, bepaald volgens de weerstand van de onderdelen van het chassis overeenkomstig de voorschriften van het technisch reglement van de auto's.

      2.29. " (Eigen massa) ", (de massa) van een rijklaar voertuig met carrosserie, uitrusting en toebehoren, dat brandstof, water en smeerolie heeft ingenomen, echter zonder inbegrip van de vervoerde personen of goederen.

      2.30. "Ledige massa", de eigen massa van het voertuig zonder brandstof, en met de aanvullende uitrusting voor zijn normaal gebruik, alsook met de reglementaire uitrusting, met uitzondering van bijkomende benodigdheden.

      2.31. " (Massa in beladen toestand) ", het geheel van de (eigen massa) van het voertuig en van (de massa) van zijn lading, van de bestuurder en van elke andere vervoerde persoon.

      (2.32. " (Woonerf) " en " (erf) ", één of meer speciaal ingerichte openbare wegen waarvan de toegangen zijn aangeduid...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT