5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op het artikel 34;

Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op het artikel 239, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989;

Gelet op de afwezigheid van het advies van de adviesraad voor burgemeesters binnen de gestelde termijn;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het aangewezen is om voor de begroting van de lokale politie regels te bepalen die aangepast zijn aan de specificiteit van de politiezones en hun organen;

Overwegende dat de datum van de in plaatsstelling van de lokale politie, na vaststelling door de Koning dat de voorwaarden vastgelegd in artikel 248 van de wet op de geïntegreerde politie vervuld zijn, in elk geval niet later dan 1 januari 2002 mag vallen; dat de politiezones per 1 januari 2002 moeten kunnen van start gaan met een eigen begroting; dat overeenkomstig artikel 240, § 1, derde lid, van de nieuwe gemeentewet in samenlezing met artikel 34, 3°, van de wet op de geïntegreerde politie over de begroting van 2002 van de politiezones dient te worden besloten in oktober 2001; dat de regels met het oog op het opstellen ervan bijgevolg zonder verwijl moeten worden bekendgemaakt, teneinde de vooropgestelde termijn te kunnen respecteren;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder :

  1. « de wet » : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

  2. « de raad » : de gemeenteraad in de ééngemeentezones en de politieraad in de meergemeentezones;

  3. « het college » : het college van burgemeester en schepenen in de ééngemeentezones en het politiecollege in de meergemeentezones;

  4. « politiezone » : de ééngemeentezone of de meergemeentezone;

  5. « bijzondere rekenplichtige » : de ontvanger die de ontvangsten en uitgaven, alsmede het budgettair en financieel beheer van de politiezone uitvoert;

  6. « toezichthoudende overheid » : de gouverneur en de Minister van Binnenlandse Zaken;

  7. « gewone dienst van de begroting » : alle ontvangsten en uitgaven die ten minste één maal per financieel dienstjaar voorkomen en die de politiezone regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schuld;

  8. « buitengewone dienst van de begroting » : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de politiezone, uitgezonderd de normale onderhoudswerken; de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld;

  9. « begrotingswijziging » : elke beslissing die door de raad aangenomen wordt na de vaststelling van de begroting en die leidt tot het ontstaan, de schrapping of de wijziging van één of meer begrotingskredieten;

  10. « functionele en economische code » : de numerieke identificatie, bestaande uit twee reeksen van ten minste drie cijfers, die de toewijzing en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft; het geheel van de functionele en economische codes vormt de functionele en economische classificatie;

  11. « journaal » boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt; het bestaat uit twee onderscheiden en onafhankelijke delen;

    - het journaal van de budgettaire verrichtingen;

    - het journaal van de algemene verrichtingen;

  12. « grootboek » : boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal; het omvat twee onderscheiden delen :

    - het grootboek van de budgettaire verrichtingen;

    - het grootboek van de algemene verrichtingen;

  13. « betalingsbevel » : het geschreven bevel waarbij het college opdracht geeft aan de bijzondere rekenplichtige de vermelde som te betalen aan de aangeduide rechthebbende;

  14. « kasvoorraad van de politiezone » : het geheel van de gelden en de waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn;

  15. « invorderingsrecht » : elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, tijdens een bepaald dienstjaar, aan de politiezone verschuldigd is;

  16. « vastgesteld recht » : invorderingsrecht dat geboekt is.

    Art. 2. Alle door de raad of het college getroffen uitvoerbare beslissingen i.v.m.de financiën worden onmiddellijk door het college aan de bijzondere rekenplichtige doorgezonden; te dien einde worden zij eensluidend verklaard met het register van de beraadslagingen en met de beslissingen van de toezichthoudende overheid.

    Art. 3. De Minister bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede alle andere akten waaruit de rechten van de politiezone blijken, bewaard worden.

    Art. 4. De financiële rekeningen worden, nadat het college zijn instemming heeft betuigd, door de bijzondere rekenplichtige op naam van de politiezone geopend. Ze worden door hem beheerd en de post wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd.

    Op de verzoeken tot betaling wordt steeds het nummer van de financiële rekening vermeld waarop het bedrag moet worden gestort.

    TITEL II. - DE BEGROTING

    HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

    Art. 5. De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen.

    Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en buitengewone dienst en, binnen elk van die diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.

    Art. 6. De ontvangsten en uitgaven, alsook het resultaat ervan, worden onherroepelijk op een dienstjaar en op een dienst aangerekend.

    Art. 7. Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen i.v.m. de begroting worden door het college aan de raad meegedeeld.

    HOOFDSTUK II. - De begroting

    Art. 8. Wanneer de begrotingsmiddelen toereikend zijn, kan de raad kredieten op zijn begroting uittrekken om die middelen te bestemmen :

  17. voor de verwerving van publieke fondsen en effecten;

  18. voor de vervroegde terugbetaling van de leningen;

  19. voor :

    1. de vorming van voorzieningen voor risico's en kosten;

    2. de vorming van gewone reserves geput uit gewone overschotten, of buitengewone reserves geput uit gewone of buitengewone overschotten;

    3. het dekken van buitengewone uitgaven.

    Art. 9. Het geraamde overschot of tekort van de vorige dienstjaren, dat op de begroting wordt gebracht, is het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, aangepast door de begrotingswijzigingen.

    Zodra de begrotingsrekening van dat voorgaand dienstjaar door de raad goedgekeurd is, wordt het geraamde overschot of tekort dat op de begroting gebracht is, vervangen door dat van het afgesloten dienstjaar.

    Wanneer die wijziging van die aard is dat ze een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de raad de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen.

    In de meergemeentezones kan dit slechts gebeuren na overleg met en akkoord van de afzonderlijke gemeenteraden.

    De modaliteiten van dit overleg worden door Ons bepaald.

    Art. 10. De uitgavenkredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel enze zijn beperkt.

    Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt de beperking waarvan sprake in het eerste lid voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele code dragen, beperkt tot de eerste drie cijfers, en die behoren tot dezelfde economische groep.

    Art. 11. Het college maakt het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste één daartoe aangeduid lid van het college, de korpschef van de lokale politie en de bijzondere rekenplichtige zetelen.

    Het advies van de commissie, bedoeld in het eerste lid, slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de verwachte financiële weerslag.

    Art. 12. Zodra de begroting definitief vastgesteld is, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettigheid van ontvangsten en uitgaven.

    Art. 13. § 1. Voor de definitieve goedkeuring van de begroting door de toezichthoudende overheid, zoals bepaald in artikel 72 van de wet, mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.

    Wanneer de begroting nog niet goedgekeurd is door de raad, zoals bepaald in de artikelen 39 en 40 van de wet, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de raad.

    § 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde :

  20. van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet goedgekeurd is door de raad;

  21. van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds goedgekeurd is door de raad.

    Die beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen, voor de betaling van aflossingen en van interesten op leningen.

    § 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op uitgaven van de gewone dienst.

    HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen

    Art. 14. De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.

    Zij worden voor elk krediet behoorlijk gerechtvaardigd.

    Art. 15. Op de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT