Decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies..., de 19 mars 2004

DEEL I. - Algemene bepaling.

Artikel 1.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. De bepalingen van artikel V.2 regelen tevens een gewestaangelegenheid.

DEEL II. - De rechtspositie van de student en de participatie in het hoger onderwijs.

TITEL I. - Definities en toepassingsgebied.

Art. 2.1. Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder :

  1. afgevaardigde : een behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger;

  2. associatie : de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in titel I, hoofdstuk VI van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen;

  3. bestuur : elk bestuursorgaan van een associatie, respectievelijk een instelling dat krachtens een wettelijke of decretale bepaling of de statuten is aangewezen om uitvoerbare beslissingen te nemen in de in dit decreet bedoelde aangelegenheden;

  4. erkende vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie en een werking ontplooit naar het hoger onderwijs;

  5. (...);

  6. (...);

  7. Hogescholendecreet : het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

  8. instelling : een universiteit of een hogeschool;

  9. onderhandelen : het gezamenlijk vergaderen met het oog op het afsluiten van een overeenkomst, geformaliseerd in een protocol;

  10. onderwijs- en examenregeling : de regeling bedoeld in titel I, hoofdstuk III, afdeling 5 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen;

  11. overleggen : het gemeenschappelijk vergaderen met het oog op het uitbrengen van een gemotiveerd advies;

  12. partners bij een associatie : de in artikel 97 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen bedoelde leden van de associatie;

  13. personeel :

    1. het academisch personeel bedoeld in hoofdstuk IV van het Universiteitendecreet,

    2. het onderwijzend personeel bedoeld in titel III, hoofdstuk II van het Hogescholendecreet,

    3. de wetenschappelijke medewerkers en de bursalen werkzaam binnen een instelling, ongeacht de aard van de tewerkstelling of de herkomst van de bezoldiging en

    4. de beleidsondersteunende en technische personeelsleden van een instelling, ongeacht de aard van de tewerkstelling of de herkomst van de bezoldiging;

  14. raadsman : een advocaat of een deskundige;

  15. student : de persoon ingeschreven in een instelling;

    (15°bis studievoortgangsbeslissing : één van de volgende beslissingen :

    1. een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een deliberatie, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een opleidingsonderdeel, meer opleidingsonderdelen van een opleiding, of een opleiding als geheel;

    2. een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten;

    3. de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven competenties of eerder verworven kwalificaties bepaalde competenties heeft verworven;

    4. de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen;

    5. een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld;

    6. het opleggen van een maatregel van studievoortgangsbewaking, bedoeld in artikel 51 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen;)

  16. Universiteitendecreet : het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;

  17. volstrekte meerderheid van stemmen : het feit dat het aantal voorstemmen het aantal tegenstemmen overtreft.

    Art. 2.2. § 1. De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op de associaties en de instellingen, met uitzondering van de bepalingen van titel II, die slechts van toepassing zijn op de instellingen.

    § 2. De bepalingen van dit deel zijn niet van toepassing op de transnationale Universiteit Limburg, met uitzondering van de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk 3, Afdeling 2, Onderafdeling 2, voor wat betreft examen(tucht)beslissingen die betrekking hebben op de academische opleidingen bedoeld in artikel 3 van het Verdrag van 18 januari 2001 tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de transnationale Universiteit Limburg.

    Voor de toepassing van artikel II.24, § 1, eerste lid, wordt voor wat betreft de transnationale Universiteit Limburg verstaan onder :

  18. "de dag van kennisname van de in artikel II.14, eerste lid bedoelde beslissing"

    1. bij ontstentenis van een interne beroepsprocedure : de dag van proclamatie in geval van een examenbeslissing, zoniet de dag waarop de student kennis heeft genomen van de genomen beslissing;

    2. indien een interne beroepsprocedure openstaat : de dag van kennisname van een beslissing na enig intern beroep.

  19. "het verstrijken van de in artikel II.14, tweede lid bedoelde termijn" : het verstrijken van een redelijke termijn om een beslissing na intern beroep te nemen, zo een interne beroepsprocedure openstaat.

    (§ 3. De bepalingen van titel II, met uitzondering van artikel II.3, II.10 en II.43, zijn mede van toepassing op de in artikel 37 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen bedoelde validerende instanties.

    Voor de lezing van de in het eerste lid bedoelde bepalingen :

  20. worden de personen die een bekwaamheidsonderzoek aanvragen als " studenten " beschouwd;

  21. wordt het reglement van de validerende instantie als " onderwijs- en examenregeling " beschouwd.)

    TITEL II. - De rechtspositie van de student.

    HOOFDSTUK 1. - Aard van de rechtspositie.

    Art. 2.3. § 1. Het bestuur en de student sluiten door de inschrijving een toetredingsovereenkomst.

    § 2. Het bestuur bepaalt en wijzigt de algemene voorwaarden van de overeenkomst, met inachtname van de participatierechten van de studentenraad, zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2.

    Deze algemene voorwaarden worden vastgelegd in :

  22. de onderwijs- en examenregeling;

  23. de rechtspositieregeling van de student, waarin ten minste worden opgenomen :

    1. de wederzijdse rechten en plichten van het bestuur en de student en de gevolgen van de niet-naleving daarvan,

    2. de wegwijsinformatie bedoeld in artikel 29, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.

    Art. 2.4. Het bestuur, of enig orgaan dat werkt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur, treedt bij het nemen van een studievoortgangsbeslissing op als openbare dienst, die in een reglementaire verhouding staat tot de student.

    HOOFDSTUK 2. - Algemene beginselen.

    Afdeling 1. - Algemeen.

    Art. 2.5. Het bestuur waarborgt ten aanzien van de studenten de beginselen die in dit hoofdstuk worden vastgelegd.

    Afdeling 2. - Gelijkheidsbeginsel.

    Art. 2.6. § 1. De studenten worden gelijk behandeld.

    § 2. Besturen nemen, gezamenlijk of individueel, maatregelen om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs - in materiële en immateriële zin - te waarborgen ten aanzien van :

  24. studenten met een handicap of chronische ziekte, en

  25. studenten uit objectief af te bakenen bevolkingsgroepen waarvan de deelname aan het hoger onderwijs beduidend lager is dan deze van andere bevolkingsgroepen.

    Besturen beschikken daarbij over de mogelijkheid om maatregelen van corrigerende ongelijkheid te nemen of te handhaven, voor zover deze maatregelen :

  26. van tijdelijke aard zijn en verdwijnen wanneer het in het eerste lid vooropgestelde doel is bereikt, en

  27. geen onnodige beperking van andermans rechten inhouden.

    Afdeling 3. - Openbaarheid.

    Art. 2.7. Het bestuur treedt ten aanzien van de studenten op als bestuursinstantie voor wat betreft de toepassing van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.

    Artikel 35 van voormeld decreet is niet van toepassing op de bekendmaking van (studievoortgangsbeslissingen).

    Afdeling 4. - Onpartijdigheid.

    Art. 2.8. De studenten worden behandeld zonder vooringenomenheid.

    Het bestuur voorkomt dat personen die een persoonlijk belang hebben bij een beslissing inzake een bepaalde student de besluitvorming beïnvloeden.

    Afdeling 5. - Rechten van verdediging.

    Art. 2.9. Het bestuur stelt een ombudsdienst in die onder de voorwaarden bepaald in de onderwijs- en examenregeling een bemiddelende rol opneemt bij geschillen tussen een student en één of meerdere personeelsleden.

    De geschillen houden verband met :

  28. de toepassing van de onderwijs- en examenregeling en/of de rechtspositieregeling van de student;

  29. als onbillijk ervaren handelingen en toestanden.

    Art. 2.10. Een student heeft bij een tuchtprocedure het recht op :

  30. de mededeling van de aard van de jegens hem overwogen maatregelen en van de gronden waarop deze zijn gebaseerd;

  31. inzage in het volledige dossier;

  32. een redelijke termijn om een mondeling of schriftelijk verweer voor te bereiden en naar voor te brengen;

  33. bijstand door een raadsman.

    Afdeling 6. - Motivering.

    Art. 2.11. Eenzijdige rechtshandelingen met individuele strekking die beogen rechtsgevolgen te hebben voor één of meer studenten vermelden in de akte de juridische en feitelijke overwegingen waarop zij zijn gegrond. Deze motivering moet afdoende zijn.

    HOOFDSTUK 3. - (Rechtsbescherming bij studievoortgangsbeslissingen.)

    Afdeling 1. - Materiële vergissingen.

    Art. 2.12. De onderwijs- en examenregeling bepaalt de wijze waarop studievoortgangsbeslissingen worden herzien, wanneer deze zijn aangetast door materiële vergissingen die worden vastgesteld binnen een vervaltermijn van tien kalenderdagen na de dag waarop deze zijn genomen.

    Afdeling 2. - Onregelmatigheden.

    Onderafdeling 1. - Intern beroep.

    Art. 2.13. De student die oordeelt dat een ongunstige (studievoortgangsbeslissing) aangetast is door een schending van het recht...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT