Besluit van de Vlaamse Regering houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, de 13 juillet 2012

TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. advocaat : een persoon die als advocaat ingeschreven is op de lijst van de stagiairs, het tableau van de Orde of de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie;

  2. departement : het departement binnen het homogene beleidsdomein waaraan de beleidsondersteunende opdrachten inzake ruimtelijke ordening worden toevertrouwd;

  3. enig verzoekschrift : het verzoekschrift vermeld in artikel 4.8.15. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;

  4. Raad : de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vermeld in artikel 4.8.1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

    Art. 2. De zetel van de Raad is gevestigd in het Ellipsgebouw, Koning Albert II-laan 35, 1030 Brussel.

    TITEL 2. - Rechtspleging

    HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

    Afdeling 1. - Raadsman

    Art. 3. Partijen kunnen zich in een procedure voor de Raad laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.

    Een raadsman die advocaat is, treedt voor de Raad op als gevolmachtigde van een partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken.

    Een raadsman die geen advocaat is, kan alleen voor de Raad optreden als gevolmachtigde van een partij, als hij van een volmacht doet blijken. Hij bezorgt die volmacht schriftelijk aan de Raad op het ogenblik dat hij voor de eerste keer in de zaak optreedt of namens een partij ondertekent.

    Bij afwezigheid van de volmacht, vermeld in het derde lid, wordt de betrokken partij geacht niet bijgestaan of vertegenwoordigd te zijn en wordt het processtuk in kwestie geacht niet te zijn ingediend.

    Afdeling 2. - Termijnen

    Art. 4. § 1. De verzoekschriften en processtukken moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid ingediend worden binnen de termijnen, vermeld in hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en dit besluit.

    § 2. De termijnen, vermeld in hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en dit besluit, gaan in op een van de volgende tijdstippen :

  5. de dag na de dag van de betekening, als een betekening vereist is;

  6. de dag na de dag van opname in het vergunningenregister, in het geval van artikel 4.8.11, § 2, 2°, b) of 3°, b) van de voormelde codex;

  7. de dag na de dag van de startdatum van de aanplakking, in alle andere gevallen.

    De vervaldag wordt in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

    § 3. In paragraaf 2 wordt verstaan onder betekening : de aanbieding van de beveiligde zending.

    Als de betekening gebeurt door een aangetekend schrijven, geldt de datum van aanbieding door de postdiensten, niet de feitelijke kennisneming van de beveiligde zending op een later tijdstip.

    De betekening wordt, behoudens bewijs van het tegendeel door de geadresseerde, geacht plaats te vinden de werkdag na de datum van de poststempel van de aangetekende brief.

    De datum van de poststempel heeft bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst.

    Als de betekening gebeurt door afgifte tegen ontvangstbewijs op de zetel van de Raad, geldt de datum van het ontvangstbewijs als datum van de betekening.

    Afdeling 3. - Woonplaatskeuze

    Art. 5. § 1. Met uitzondering van de besturen kiest elke partij in haar eerste processtuk een woonplaats in België die geldt voor alle daaropvolgende proceshandelingen.

    De griffier doet alle proceshandelingen per beveiligde zending rechtsgeldig op de gekozen woonplaats.

    § 2. Elke wijziging van de woonplaatskeuze wordt voor elke procedure afzonderlijk en per beveiligde zending uitdrukkelijk ter kennis gebracht van de griffier, met vermelding van het rolnummer van het beroep waarop de wijziging betrekking heeft.

    Bij het overlijden van een partij, behalve bij de hervatting van het geding, doet de griffier alle proceshandelingen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats van de overledene ter attentie van de gezamenlijke rechtverkrijgenden, zonder vermelding van de namen en hoedanigheden.

    Afdeling 4. - Afschriften van verzoekschrift en processtukken, de overtuigingsstukken en het administratieve dossier

    Art. 6. Bij ieder verzoekschrift of processtuk worden vier afschriften gevoegd die door de indiener eensluidend worden verklaard.

    De griffier kan de neerlegging van bijkomende afschriften bevelen.

    Art. 7. De verzoekschriften en processtukken die aan de Raad gericht zijn, bevatten een inventaris van de overtuigingsstukken.

    Het administratieve dossier bevat de bestreden beslissing en de door de verweerder genummerde en geïnventariseerde stukken op grond waarvan de beslissing is genomen.

    Art. 8. De partijen en hun raadslieden kunnen ter griffie kennisnemen van het administratieve dossier en van de overtuigingsstukken.

    Afdeling 5. - Afstand van het geding

    Art. 9. Als de verzoeker uitdrukkelijk afstand doet van het door hem ingestelde beroep, stelt de kamer de afstand van het beroep onmiddellijk bij arrest vast en beslist in voorkomend geval over de kosten.

    Afdeling 6. - Samenvoegen van beroepen

    Art. 10. Beroepen kunnen samengevoegd worden als ze onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is om er met eenzelfde arrest uitspraak over te doen.

    Het staat de kamer waar de beroepen aanhangig zijn, vrij om daarover te beslissen.

    Als de beroepen aanhangig zijn bij verschillende kamers, kan de voorzitter bij beschikking de kamer aanwijzen die de samengevoegde beroepen zal behandelen.

    HOOFDSTUK 2. - Aanhangigmaking

    Afdeling 1. - Het indienen van een verzoekschrift

    Art. 11. Een beroep wordt bij de Raad ingesteld door een verzoekschrift dat ondertekend is door de partij of door haar raadsman.

    Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :

  8. het opschrift " verzoek tot vernietiging " dan wel het opschrift " verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing " als het ook een vordering tot schorsing bevat;

  9. de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker en de gekozen woonplaats;

  10. de naam en het adres van de verweerder;

  11. het voorwerp van het beroep;

  12. een omschrijving van het belang van de verzoeker;

  13. een uiteenzetting van de feiten;

  14. een omschrijving van :

    1. de geschonden geachte regelgeving, stedenbouwkundige voorschriften of beginselen van behoorlijk bestuur;

    2. de wijze waarop de regelgeving, voorschriften of beginselen naar het oordeel van de verzoeker geschonden worden;

  15. een inventaris van de stukken;

  16. in geval van een enig verzoekschrift, een uiteenzetting van de redenen die aantonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de verzoeker een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

    De verzoeker voegt bij het verzoekschrift :

  17. een afschrift van de bestreden beslissing;

  18. als hij een rechtspersoon is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;

  19. de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;

  20. de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld, met inbegrip van de overtuigingsstukken die het risico op een moeilijk te herstellen ernstig nadeel aantonen, in geval van een enig verzoekschrift;

  21. de overtuigingsstukken die de tijdigheid van het verzoekschrift aantonen.

    Art. 12. Gelijktijdig met de indiening van het verzoekschrift stuurt de verzoeker een afschrift van het verzoekschrift ter informatie aan de verweerder en aan de begunstigde van de vergunningsbeslissing, de valideringsbeslissing of de registratiebeslissing.

    Het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift als vermeld in het eerste lid, houdt geen definitieve aanwijzing van de verweerder in. Het stelt niet de termijnen in werking die de verweerder in acht moet nemen.

    Afdeling 2. - Het registreren van het verzoekschrift

    Art. 13. De griffier schrijft het verzoekschrift niet in het register in als :

  22. de stukken, vermeld in artikel 11, derde lid, 2°, niet bij het verzoekschrift, uitgaande van een rechtspersoon, gevoegd zijn;

  23. het verzoekschrift niet is ondertekend door de verzoeker of zijn raadsman;

  24. het verzoekschrift geen woonplaatskeuze bevat;

  25. er geen afschrift van de bestreden beslissing bij het verzoekschrift gevoegd is, tenzij de verzoeker verklaart dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift;

  26. de schriftelijke volmacht, vermeld in artikel 11, derde lid, 3°, niet bij het verzoekschrift gevoegd is;

  27. er geen inventaris bij het verzoekschrift gevoegd is van de overtuigingsstukken, die allemaal overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.

    Als de griffier met toepassing van het eerste lid, het verzoekschrift niet inschrijft, stelt hij de verzoeker in staat om de vormvereisten, vermeld in het eerste lid, te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen die ingaat de dag na de dag van de betekening van het verzoek tot regularisatie.

    De verzoeker die zijn verzoekschrift tijdig regulariseert, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending.

    Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.

    Art. 14. De voorzitter wijst de zaak, overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde, aan de bevoegde kamer toe.

    Art. 15. De griffier bezorgt per beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan :

  28. de verweerder;

  29. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is;

  30. aan de belanghebbenden bij de zaak, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, voor zover zij kunnen worden bepaald.

    De griffier brengt de verzoeker en de verweerder schriftelijk op de hoogte van de samenstelling van de bevoegde kamer.

    HOOFDSTUK 3. - Vereenvoudigde behandeling

    Art. 16. Als de voorzitter van de Raad of het door hem aangewezen raadslid na de registratie van het verzoekschrift van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT