5 MAART 2007. - Ministerieel besluit tot benoeming van een plaatsvervangend rechtskundig assessor bij de Nederlandstalige uitvoerende kamer van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten

De Minister van Middenstand en Landbouw,

Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, inzonderheid op artikel 43;

Gelet op de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, inzonderheid op artikel 8, ß 4, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1985;

Gelet op artikel 49 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2004 en waarbij aan de rechtskundig assessor een nieuwe rol werd toebedeeld, te weten de beoordeling van de gevolgen die aan een tuchtklacht moeten gegeven worden;

Gelet op het verstrijken van het mandaat van plaatsvervangend rechtskundig assessor bij de Nederlandstalige uitvoerende Kamer van het Beroepsinstituut van boekhouders en fiscalisten;

Gelet op het arrest nr. 164.237 van de Raad van State d.d. 30 oktober 2006;

Gelet op de kandidaturen ingediend door de heren Arn Calewaert, Peter Defreyne, Kris Goeman, Paul Soens en Peter Verstraeten;

Gelet op de door de kandidaten aan de minister overgemaakte curriculum vitae ;

Gelet op de nota van de administratie d.d. 23 januari 2007 met betrekking tot de benoeming van een rechtskundig assessor;

Overwegende dat de bevoegdheden van de rechtskundig assessor betrekking hebben op bijstand van de uitvoerende Kamers van het Beroepsinstituut bij administratieve en niet-administratieve taken, alsook inzake tucht;

Overwegende dat een specifieke aandacht dient te worden verleend aan de bevoegdheid inzake tucht die bij koninklijk besluit van 19 november 2004 aan de rechtskundig assessor werd toevertrouwd; dat deze bevoegdheid belangrijk is nu de rechtskundig assessor voortaan op autonome wijze moet beslissen of de neergelegde klachten al dan niet moeten verzonden worden naar de uitvoerende Kamers van het Beroepsinstituut voor vervolging;

Overwegende dat het tuchtrechterlijk toezicht enerzijds betrekking heeft op de verhouding tussen het beroepsinstituut en haar leden en anderzijds op de relaties tussen de leden beroepsbeoefenaars en hun cliÎnten, confraters, administraties en overheidsdiensten;

Overwegende dat de kandidaten als advocaten vertrouwd moeten zijn met algemene beginselen van de deontologie en zich in principe relatief snel de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT