16 MAART 2006. - Koninklijk besluit betreffende de rechtshulp aan de personeelsleden van bepaalde overheidsdiensten en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 26 januari 1984, 13 juli 1987, 25 november 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999, 13 mei 1999, 5 september 2002, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005 en 6 oktober 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 28 april 2005;

Gelet op het protocol nr. 527 van 8 juni 2005 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op advies 38.785/3 van de Raad van State, gegeven op 22 november 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing :

  1. op de personeelsleden van de overheidsdiensten, in de zin van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst;

  2. op de personeelsleden van de federale ministeries, zolang er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 19 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheiddiensten;

  3. op de leden van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;

  4. op de leden van de beleidscellen, de cellen algemene beleidscoördinatie, de cellen algemeen beleid en de secretariaten bedoeld in het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.

    HOOFDSTUK II. - Rechtshulp

    Art. 2. § 1. Een rechtshulp wordt toegekend aan een personeelslid dat :

  5. in rechte gedagvaard wordt of tegen wie de strafvordering wordt ingesteld wegens daden gesteld of verzuim bij de uitoefening van zijn functies;

  6. het slachtoffer is, bij de uitoefening van zijn functies, van een fysieke of materiële schade die niet vergoed is overeenkomstig hoofdstuk III.

    De federale Staat kan rechtshulp toekennen aan een lid van zijn personeel dat een rechtsvordering instelt of klacht indient bij de gerechtelijke instanties wanneer het aangesproken wordt bij de uitoefening van zijn functies.

    § 2. De rechtshulp kan bestaan in :

  7. een tenlastenneming, eventueel onder voorwaarde, van de honoraria en kosten van de door het personeelslid gekozen advocaat, alsook van de kosten inherent aan de gerechtelijke procedure;

  8. een tenlasteneming van de gerechtskosten waartoe het personeelslid in rechte veroordeeld wordt wegens feiten gepleegd of verzuim tijdens de uitoefening van zijn functies;

  9. in de terbeschikkingstelling van een advocaat.

    Art. 3. De rechtshulp wordt geweigerd aan het personeelslid tegen wie de federale Staat een vordering tot schadeloosstelling of een regresvordering instelt.

    De rechtshulp wordt ook geweigerd aan het personeelslid dat een vordering tegen de federale Staat instelt.

    De rechtshulp kan ook geweigerd worden aan het personeelslid dat een vordering tegen een ander personeelslid van zijn federale overheidsdienst, van zijn ministerie of van zijn wetenschappelijke instelling instelt.

    Art. 4. De rechtshulp wordt geweigerd wanneer :

  10. de feiten kennelijk geen verband houden met de uitoefening van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT