Wet houdende invoeging van boek IV ' Bescherming van de mededinging ' en van boek V ' De mededinging en de prijsevoluties ' in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht, de 3 avril 2013

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Het Wetboek van economisch recht

Art. 2. In boek I, titel 2, van het Wetboek van economisch recht, wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende :

" HOOFDSTUK 2. - Definitie eigen aan boek IV.

Art. I.6. Voor de toepassing van boek IV geldt de volgende definitie :

- machtspositie : de positie die een onderneming in staat stelt om de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging te verhinderen en het haar mogelijk maakt zich, jegens haar concurrenten, afnemers of leveranciers, in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen. "

Art. 3. In boek I, titel 2, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende :

" HOOFDSTUK 3. - Definities eigen aan boek V.

Art. I.7. Voor de toepassing van boek V geldt de volgende definitie :

- prijzenobservatorium : de instelling belast met de observaties en analyses bedoeld onder artikel 108, i), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. "

Art. 4. In hetzelfde Wetboek wordt een boek IV ingevoegd, luidende :

" BOEK IV. - Bescherming van de mededinging

TITEL 1. - Mededingingsregels

HOOFDSTUK 1. - Restrictieve mededingingspraktijken

Art. IV.1. § 1. Zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is, alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Belgische betrokken markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in :

  1. het rechtstreeks of onrechtstreeks bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

  2. het beperken of controleren van de productie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

  3. het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

  4. het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hen daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging;

  5. het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten, van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

    § 2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

    § 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn echter niet van toepassing op :

  6. elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

  7. elk besluit of groep van besluiten van ondernemingsverenigingen, en

  8. elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang of die de kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheid bieden om hun concurrentiepositie op de betrokken markt of op de internationale markt te verstevigen, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen :

    1. beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

    2. de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen.

      § 4. Het is natuurlijke personen verboden in naam en voor rekening van een onderneming of ondernemingsvereniging met concurrenten te onderhandelen of met hen afspraken te maken over :

    3. het vaststellen van de prijzen bij verkoop van producten of diensten aan derden;

    4. het beperken van de productie of verkoop van producten of diensten;

    5. het toewijzen van markten.

      Art. IV.2. Het is verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing nodig is, dat één of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan.

      Dit misbruik kan met name bestaan in :

  9. het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

  10. het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

  11. het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

  12. het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

    Art. IV.3. De bij artikel IV.1, § 1, en artikel IV.2 bedoelde praktijken worden hierna restrictieve mededingingspraktijken genoemd.

    Art. IV.4. Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor door een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of een verordening of een beschikking van de Europese Commissie artikel 101, § 3, VWEU van toepassing is verklaard.

    Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden of de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet beperken, verhinderen of vervalsen, doch die de bescherming zouden genieten van een verordening bedoeld in het eerste lid ingeval zij deze handel wel zouden beïnvloeden of deze mededinging wel zouden beperken, verhinderen of vervalsen.

    Het verbod van artikel IV.1, § 1, is niet van toepassing op categorieën van overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die binnen de werkingssfeer vallen van een koninklijk besluit genomen op grond van artikel IV.5.

    Art. IV.5. § 1. De Koning kan, na raadpleging van de Commissie voor de Mededinging als bedoeld in artikel IV. 39 en van de Belgische Mededingingsautoriteit, bij besluit verklaren dat artikel IV.1, § 1, niet van toepassing is op categorieën overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

    Het besluit wordt met redenen omkleed. Er wordt overleg over gepleegd in de Ministerraad, wanneer het afwijkt van het advies of het verzoek van de Belgische Mededingingsautoriteit.

    § 2. Het koninklijk besluit omschrijft de categorieën van overeenkomsten, van besluiten en van onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop het van toepassing is en geeft met name aan :

  13. de beperkingen of de bepalingen die er niet in mogen voorkomen;

  14. de bepalingen die erin moeten voorkomen of de andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

    Dit koninklijk besluit wordt voor een beperkte tijdsduur genomen. Het kan worden opgeheven of gewijzigd wanneer de omstandigheden gewijzigd zijn met betrekking tot een punt van wezenlijk belang voor zijn vaststelling; in dit geval wordt voorzien in een overgangsregeling voor de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld door het voorafgaande besluit.

    HOOFDSTUK 2. - Concentraties

    Art. IV.6. § 1. Voor de toepassing van dit boek komt een concentratie tot stand indien er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit :

  15. de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van ondernemingen; of

  16. het verkrijgen, door één of meer personen die reeds de zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten of door één of meer ondernemingen, van de zeggenschap - door de verwerving van participaties in het kapitaal of de aankoop van vermogensbestanddelen, bij overeenkomst of op elke andere wijze - rechtstreeks of onrechtstreeks, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan.

    § 2. De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van paragraaf 1, 2°.

    § 3. Voor de toepassing van dit boek berust de zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die afzonderlijk of gezamenlijk met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name :

  17. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

  18. rechten of overeenkomsten die een bepalende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.

    § 4. De zeggenschap wordt verkregen door de persoon/personen of de onderneming/ondernemingen :

  19. die zelf rechthebbenden zijn of aan deze overeenkomsten rechten ontlenen; of

  20. die, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de bevoegdheid hebben de daaruit ontstane rechten uit te oefenen.

    § 5. Geen concentratie in de zin van paragraaf 1 komt tot stand :

  21. indien kredietinstellingen, andere financiële instellingen, of verzekeringsmaatschappijen tot wier normale werkzaamheden de verhandeling van financiële instrumenten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijke deelnemingen houden die zij in een onderneming hebben verworven ten einde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het concurrentiegedrag van deze ondernemingen te bepalen of mits zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze onderneming of van haar activa, geheel of gedeeltelijk, of de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden, en deze verkoop plaatsvindt binnen één jaar na de verwerving; deze termijn bedraagt twee jaar wanneer de deelnemingen verworven werden als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen;

  22. indien de zeggenschap wordt verworven door een gerechtelijk mandataris of overheidsmandataris, op grond van een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT