Koninklijk besluit betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet. , de 4 août 1992
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
-
de wet : de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992;
-
de betalingstermijn : de termijn die besloten ligt tussen :
-
het tijdstip waarop de kredietgever aan de consument ofwel een geldsom of koopkracht ter beschikking stelt, ofwel met het verschaffen van het genot of het leveren van een goed of het verlenen van een dienst een aanvang maakt, en het tijdstip waarop de consument de eerste betaling moet hebben gedaan;
-
twee opeenvolgende tijdstippen waarop de consument een betaling moet hebben gedaan;
-
-
het termijnbedrag : het bedrag van een betaling die de consument aan het einde van iedere betalingstermijn moet hebben gedaan;
-
de betalingsregeling : de hoogte van elk termijnbedrag en het beloop van de betalingstermijnen alsmede hun aantal;
-
de residuele waarde : de aankoopprijs bij de lichting van de koopoptie of bij de eigendomsoverdacht, zoals bedoeld in de artikelen 48, 2° en 49, § 2, van de wet;
-
het totaal terug te betalen bedrag : ofwel het bedrag dat verkregen wordt door van de totale prijs op afbetaling, bedoeld in artikel 41, 2°, van de wet, het bedrag van het voorschot af te trekken, ofwel het bedrag bedoeld in artikel 49, § 3, 5°, van de wet, ofwel het totaal bedrag van de betalingen, bedoeld in artikel 56, 3°, van de wet, ofwel, in het algemeen, de som van alle betalingen, uitgezonderd het voorschot, die de consument krachtens een kredietovereenkomst dient te verrichten.
De eerste betaling is niet begrepen in het totaal terug te betalen bedrag indien deze betaling plaats vindt bij het ter beschikking stellen van de geldsom, het goed of de dienst die het voorwerp uitmaakt van de kredietovereenkomst;
-
de kredietopneming : het bedrag dat ter beschikking wordt gesteld van de consument in de vorm van een uitstel van betaling, koopkracht, een geldsom of gelijk welk ander betaalmiddel, de residuele waarde inbegrepen;
-
(de referentie-index :
- voor de kredietopening : het maandgemiddelde van de interbancaire rentevoet EURIBOR op drie maanden vastgesteld door Belgostat;
- voor de andere kredietovereenkomsten :
- voor de bedragen tot 1.250 euro : index A van een kalendermaand, bepaald in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten;
- voor de bedragen tussen 1.250 euro en 5.000 euro : index B van een kalendermaand, bepaald in artikel 2, § 3, van voornoemd koninklijk besluit van 11 januari 1993;
- voor de bedragen hoger dan 5.000 euro : index C van een kalendermaand, bepaald in artikel 2, § 3, van voornoemd koninklijk besluit van 11 januari 1993.
De referentie-index wordt afgerond op twee decimalen na de komma. Indien de derde decimaal vijf of meer bedraagt, wordt de tweede decimaal naar boven afgerond. In de overige gevallen wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal.)
Art. 2. § 1. De totale kosten van het krediet, bedoeld in artikel 1, 5°, van de wet, zijn gelijk aan het verschil tussen het totaal terug te betalen bedrag, enerzijds, en, anderzijds, het kredietbedrag.
De totale kosten van het krediet omvatten de debetintresten en de toegevoegde kosten. Onder toegevoegde kosten wordt verstaan : de onderzoekskosten, de reclamekosten, de kosten voor het samenstellen van het dossier en het raadplegen van de bestanden, de kosten van beheer, administratie en inning, de kosten verbonden aan een kredietkaart of ieder gelijkaardig betaal- of legitimatiemiddel bedoeld in artikel 1, 12°, van de wet, de commissies toegestaan aan de kredietbemiddelaar, de premie inzake kredietverzekering en, in 't algemeen, alle kosten door de kredietgever en, desgevallend, de kredietbemiddelaar gevraagd aan de consument, de borg of iedere andere steller van een persoonlijke zekerheid in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, de kosten bedoeld in artikel 31 van de wet inbegrepen.
Overeenkomstig artikel 58, § 2, van de wet, kunnen deze kosten, al naar gelang hun aard, bestempeld worden als terugkerende of niet-terugkerende kosten.
§ 2. De totale kosten van het krediet omvatten echter niet :
-
de kosten en vergoedingen bedongen bij niet-uitvoering van de kredietovereenkomst;
-
de kosten in verband met zakelijke zekerheden;
-
de kosten die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 31 van de wet, en op voorwaarde dat de consument ter zake over een redelijke keuzevrijheid beschikt, omvatten de totale kosten van het krediet evenmin :
-
de kosten van overdracht van geldmiddelen, alsmede de kosten voor de instandhouding van een rekening waarop de bedragen uit hoofde van het krediet, de rente en andere lasten moeten worden gedebiteerd;
-
de bijdragen die verschuldigd zijn uit hoofde van aansluiting bij verenigingen of groepen en die voortvloeien uit andere overeenkomsten dan de kredietovereenkomst;
-
de kosten van verzekeringen;
-
de kosten van betaal- of legitimatiekaarten wat de andere doeleinden dan de doeleinden met betrekking tot de kredietverlening betreft.
(Niettemin is de voorwaarde dat de consument ter zake over een redelijke keuzevrijheid beschikt niet vereist voor de kosten van de verzekering die de vervanging, het herstel of de teruggave waarborgt van een goed gefinancierd door een financieringshuur.)
Art. 3. Het jaarlijkse kostenpercentage, bedoeld in artikel 1, 6°, van de wet, is het percentage dat de contante waarden van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen op jaarbasis gelijk maakt.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5, § 2, 42, 43 en 44...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI