16 NOVEMBER 2009. - Koninklijk besluit houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, l), en laatste lid;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, artikel 99, zesde lid, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985, en artikel 107, eerste lid, vervangen bij de wet van 22 december 1989;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juli 2009;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 22 mei 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting van 27 augustus 2008;

Gelet op het protocol 8/2 van 17 november 2008 van het sectorcomité VII, Buitenlandse Zaken;

Gelet op advies 47.166/1 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Minister van Werk en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Afdeling 1. - Ouderschapsverlof

Artikel 1. De personeelsleden van de BTC hebben, bij de geboorte of adoptie van een kind, recht op :

- hetzij drie maanden ouderschapsverlof in het kader van de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan, zoals bedoeld in artikel 100 van voornoemde wet van 22 januari 1985;

- hetzij zes maanden ouderschapsverlof in het kader van de halftijdse onderbreking van de beroepsloopbaan, zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985, wanneer het personeelslid tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling;

- hetzij vijftien maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde, zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985, wanneer het personeelslid tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling.

Art. 2. § 1. Het voltijds ouderschapsverlof van drie maanden mag worden gesplitst in periodes van één maand, het halftijds ouderschapsverlof van zes maanden mag worden gesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan en het ouderschapsverlof naar rato van één vijfde van vijftien maanden kan worden gesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.

§ 2. In het kader van de uitoefening van zijn recht op ouderschapsverlof, heeft het personeelslid de mogelijkheid om gebruik te maken van de verschillende modaliteiten waarin dit artikel voorziet. Bij een vormwijziging moet rekening worden gehouden met het beginsel dat een schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties met één maand equivalent is met twee maanden vermindering van de halftijdse arbeidsprestaties en met vijf maanden vermindering met één vijfde van de arbeidsprestaties.

Art. 3. § 1. De werknemer heeft recht op het ouderschapsverlof naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt. In het kader van de adoptie van een kind, moet het ouderschapsverlof opgenomen worden gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.

§ 2. Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof. De twaalfde verjaardag mag bovendien ook overschreden worden in geval van uitstel op vraag van de werkgever en voor zover de schriftelijke verwittiging conform artikel 11 gebeurd is.

§ 3. Het personeelslid dat al een of andere vorm van ouderschapsverlof voor het betrokken kind heeft genoten, komt voor hetzelfde kind niet meer in aanmerking voor de bepalingen van dit artikel.

Afdeling 2. - Zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid

Art. 4. § 1. Het personeelslid kan zijn loopbaan volledig onderbreken op basis van artikel 100 van voornoemde wet van 22 januari 1985 voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een zware ziekte.

Op basis van artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985 kan, voor dezelfde reden, het personeelslid tewerkgesteld in een voltijdse arbeidsregeling eveneens zijn loopbaan met één vijfde of met de helft onderbreken.

§ 2. Het personeelslid dat is tewerkgesteld in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal wekelijkse arbeidsuren gemiddeld tenminste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld aantal gepresteerde arbeidsuren van een personeelslid dat voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming, kan overstappen op een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren in een voltijdse arbeidsregeling.

§ 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en onder familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder zware ziekte verstaan elke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT