Wet tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht., de 10 février 2003

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan :

  1. onder "instelling" : de gemeenschapsinstellingen en de voor de toepassing van het statuut van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen daarmee gelijkgestelde organen.

    Als instellingen worden ook beschouwd de instellingen met gemeenschapskarakter waarvan de pensioenregeling het recht verleent :

    1. aan de ambtenaar die of het tijdelijk personeelslid dat in dienst is getreden bij de instelling nadat pensioenrechten werden opgebouwd op basis van een in België uitgeoefende beroepsactiviteit, om te vragen dat aan de instelling een bedrag wordt overgedragen dat overeenstemt met de afkoopwaarde van de op basis van die activiteit opgebouwde rustpensioenrechten;

    2. aan de ambtenaar die of het tijdelijk personeelslid dat zijn diensten bij de instelling heeft beëindigd om een beroepsactiviteit in België uit te oefenen, om te vragen dat aan het pensioenstelsel waarin op basis van die activiteit pensioenrechten worden opgebouwd, een bedrag dat overeenstemt met de actuariële tegenwaarde of met de afkoopwaarde van zijn rustpensioenrechten ten laste van de pensioenregeling van de instelling wordt overgedragen;

  2. onder "ambtenaar" : elke persoon die onder de in het statuut van de instelling bepaalde voorwaarden werd benoemd in een permanent ambt in de instelling door een geschreven akte van de overheid die bij de instelling is bekleed met benoemingsbevoegdheid;

  3. onder "tijdelijk personeelslid" : het tijdelijk personeelslid bedoeld in artikel 2 a), 2 c) en 2 d) van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen vastgesteld door artikel 3 van de verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 of in gelijksoortige bepalingen in het statuut van een andere instelling;

  4. onder "administratie" : de Administratie der Pensioenen, de Rijksdienst voor Pensioenen, de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;

  5. onder "Dienst" : de Rijksdienst voor Pensioenen;

  6. onder "pensioen" : de pensioenen, renten en persoonlijke voordelen bedoeld in artikel 3, § 1, alsook elke als zodanig geldende uitkering.

    Art. 3. § 1. Deze wet is van toepassing op de personen die op basis van hun beroepsactiviteit rechten hebben opgebouwd op :

  7. een rustpensioen bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen;

  8. een rustpensioen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers toegekend met toepassing van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welvaartspeil en van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

  9. een rustpensioen ten laste van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid toegekend met toepassing van de wet van 17 juli 1963 betreffende de Overzeese sociale zekerheid;

  10. een rustpensioen ten laste van de pensioenregeling voor zelfstandigen ingesteld door het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, door de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen en door het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel van de zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;

  11. een rustpensioen ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen of ten laste van de pensioenregeling van een andere instelling.

    § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bepalingen van deze wet, vanaf de datum die Hij vaststelt, toepasselijk maken op andere instellingen van internationaal publiek recht dan die bedoeld in artikel 2, 1°. In dat geval kan Hij de termijn vaststellen binnen welke de in artikel 5 bedoelde aanvraag die werd ingediend bij die instellingen, moet toekomen bij de Dienst. Bovendien kan Hij, met inachtneming van de principes vervat in deze wet, overgangsmaatregelen vaststellen zowel voor de ambtenaren of de gewezen ambtenaren die bij die instellingen in dienst zijn getreden vóór de datum waarop deze wet op hen toepasselijk werd, als voor de rechtverkrijgenden van die ambtenaren.

    HOOFDSTUK II. - Sociaal verzekerden die in dienst treden bij een instelling.

    Art. 4. § 1. De ambtenaar die of het tijdelijk personeelslid dat, na rechten opgebouwd te hebben op een of meerdere pensioenen bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 4°, in dienst is getreden bij een instelling mag, op voorwaarde dat die instelling akkoord gaat, vragen dat de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde bedragen, uit hoofde van zijn aansluiting bij die pensioenregelingen voor de periode vóór zijn indiensttreding bij de instelling, worden overgedragen aan die instelling of aan haar pensioenfonds.

    Het eerste lid is ook van toepassing op het tijdelijk personeelslid dat ambtenaar is geworden en dat, met toepassing van artikel 42 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen vastgesteld door artikel 3 van de verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 of van een gelijksoortige bepaling in het statuut van een andere instelling, het behoud had bekomen van zijn rechten op een pensioen bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 4°.

    § 2. Voor de ambtenaar die of het tijdelijk personeelslid dat, vóór zijn indiensttreding bij een instelling, gelijktijdig of achtereenvolgens rechten heeft opgebouwd op meerdere pensioenen bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 4°, geldt de aanvraag tot overdracht voor een van die pensioenen automatisch als aanvraag tot overdracht voor de andere pensioenen.

    § 3. De ambtenaar die, gedurende een periode van detachering bedoeld in artikel 37, eerste lid, punt b), tweede streepje van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen vastgesteld door artikel 3 van de verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 of gedurende een periode van verlof wegens redenen van persoonlijke aard bedoeld in artikel 40 van dat statuut of in gelijksoortige bepalingen in het statuut van een andere instelling, geen rechten meer opbouwt in de regeling van de instelling maar in een van de pensioenregelingen bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 4° en die later zijn dienst bij de instelling hervat, kan enkel een aanvraag tot overdracht indienen voor deze laatste...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT