Wet met betrekking tot de parketjuristen en de referendarissen en tot aanvulling en wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van..., de 24 mars 1999

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. In deel II, boek I, van het Gerechtelijk Wetboek wordt een titel IIter ingevoegd, luidende :

"TITEL IIter. - Referendarissen en parketjuristen bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg.".

"Art. 156ter. De magistraten van de zetel van de hoven van beroep en van de rechtbanken van eerste aanleg worden bijgestaan door referendarissen. De magistraten van het openbaar ministerie bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg worden bijgestaan door parketjuristen.

De referendarissen en de parketjuristen bereiden het werk van de magistraten op juridisch vlak voor, onder hun gezag en volgens hun aanwijzingen, met uitsluiting van de aan de griffiers of aan de secretarissen overeenkomstig dit wetboek opgedragen taken.

Hun aantal wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst. Deze behoeften moeten blijken uit een gemotiveerd verslag opgesteld door de korpschef ter attentie van de minister. De minister wint over de behoeften van de dienst ook het gemotiveerd advies in van de eerste voorzitter en van de procureur-generaal. Hun aantal per rechtsgebied kan echter niet meer bedragen dan 25 % van het totaal aantal magistraten van de zetel van het hof van beroep, de zetel van de rechtbanken van eerste aanleg en de parketten van de procureurs des Konings in dat rechtsgebied van het hof van beroep, zoals vastgesteld in de wet bedoeld in artikel 186, vierde lid.

De Koning kan, na een evaluatie, het toepassingsgebied uitbreiden naar de arbeidshoven, arbeidsrechtbanken, rechtbanken van koophandel en politierechtbanken. In voorkomend geval zijn de in dit wetboek opgenomen bepalingen met betrekking tot de parketjuristen en de referendarissen bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg van overeenkomstige toepassing.".

Art. 3. In de artikelen 188, 191, § 2, eerste lid, 2°, 192 en 194, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" ingevoegd tussen de woorden "bij het Arbitragehof" en de woorden "hebben uitgeoefend".

Art. 4. In deel II, boek I, titel VI, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidende :

"HOOFDSTUK IIbis. - Referendarissen en parketjuristen bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg.".

" Art. 206bis. Om tot referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg te worden benoemd moet men doctor of licentiaat in de rechten zijn.

De kandidaten worden met het oog op hun benoeming gerangschikt op grond van een vergelijkend examen georganiseerd door de benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie.

Artikel 285bis van dit Wetboek is van overeenkomstige toepassing op het in het vorige lid bepaalde examen.".

"Art. 206ter. De referendarissen en de parketjuristen worden door de Koning benoemd. Zij worden benoemd per rechtsgebied van een hof van beroep. Zij worden door de minister van Justitie aangewezen om hun ambt volgens de behoeften van de dienst uit te oefenen in het hof van beroep, in een rechtbank van eerste aanleg of op een parket van de procureur des Konings gelegen binnen dit rechtsgebied. Een specifieke opdracht wordt hun toegewezen, al naargelang van het geval, door de eerste voorzitter van het hof van beroep of de voorzitter van de rechtbank, na advies van de betrokken algemene vergadering, of door de procureur des Konings.

De benoeming wordt pas definitief na een jaar ambtsvervulling tenzij de Koning anders beslist, uitsluitend op voorstel van, al naar het geval, de eerste voorzitter van het hof van beroep of de procureur-generaal bij het hof van beroep en na voorafgaand advies van de korpschef van de rechtbank of het parket waaraan zij zijn toegewezen.

Het door de Koning vastgestelde statuut is van toepassing op de voorlopig benoemde referendarissen en parketjuristen.

De referendarissen en de parketjuristen staan onder het gezag en het toezicht van de korpschef van het hof, de rechtbank of het parket waaraan zij zijn toegewezen.

De bepalingen van de artikelen 259nonies en 259decies van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT