Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. (NOTA : Voor het Waalse Gewest, wordt het woord 'Koning' vervangen door het woord 'Regering', behalve in de artikelen 11, § 5, 17bis, 23, 57 tot 74, 97 tot 104 en 136 tot 151 ; DWG 1998-04-02/40, art. 34;, de 8 juillet 1976

HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.

Artikel 1. Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.

Er worden openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgericht die, onder de door deze wet bepaalde voorwaarden,tot opdracht hebben deze dienstverlening te verzekeren.

Art. 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid. Zij vervangen de commissies van openbare onderstand waarvan zij alle goederen, rechten, lasten en verplichtingen overnemen.

Iedere gemeente van het Rijk wordt bediend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 3. (opgeheven)

Art. 4. (opgeheven)

Art. 5. (opgeheven)

HOOFDSTUK II. - De raad voor maatschappelijk welzijn.

Eerste afdeling. - Samenstelling en vorming van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Art. 6. § 1. Het (...) openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bestuurd door een raad voor maatschappelijk welzijn bestaande uit :

- 9 leden voor een bevolking die de 15 000 inwoners niet overschrijdt;

- 11 leden voor een bevolking van 15 001 tot 50 000 inwoners;

- 13 leden voor een bevolking van 50 001 tot 150 000 inwoners;

- 15 leden voor een bevolking van meer dan 150 000 inwoners.

Elk werkend lid heeft een of meer opvolgers.

§ 2. (opgeheven)

§ 3. (Voor het bepalen van het aantal leden wordt het bevolkingscijfer in aanmerking genomen dat als basis gediend heeft voor het bepalen van de samenstelling van de gemeenteraad, die de raad voor maatschappelijk welzijn kiest.)

(§ 4. Wanneer in de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de raad voor maatschappelijk welzijn geen enkel lid van de Nederlandse of geen enkel lid van de Franse taalaanhorigheid telt, maakt het eerste niet verkozen gemeenteraadslid dat behoort tot de niet in de raad voor maatschappelijk welzijn vertegenwoordigde taalgroep, er van rechtswege deel van uit, in afwijking van artikel 11; het aantal leden bepaald in § 1 wordt in dit geval vermeerderd met één eenheid.

(lid opgeheven)

In alle gevallen wordt de taalaanhorigheid van de belanghebbende vastgesteld overeenkomstig artikel 23bis van de gemeentekieswet.)

Art. 7. Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen gekozen worden moet men, op de dag van de verkiezing, Belg zijn, ten minste (achttien) jaar zijn, zijn hoofdverblijf hebben in de gebiedsomschrijving van het centrum en zich niet bevinden in een der gevallen van onverkiesbaarheid bepaald bij artikel 66 van de gemeentekieswet.

Het tweede lid van dit artikel 66 is eveneens van toepassing wanneer de door deze bepaling bedoelde inbreuken gepleegd werden in de uitoefening van eender welk ander openbaar ambt.

++++++++++

GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

=========================

Art. 7. (WAALSE GEWEST)

(Om tot werkend of vervangend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn verkozen te worden, moeten de kandidaten :

  1. de hoedanigheid van gemeenteraadskiezer hebben;

  2. minstens achttien jaar oud zijn;

  3. hun hoofdverblijfplaats in het rechtsgebied van het centrum hebben.)

    De volgende personen zijn onverkiesbaar :

  4. degenen die bij veroordeling ontzet zijn van het recht om verkozen te worden;

  5. degenen die overeenkomstig artikel 6 van het Kieswetboek van het kiesrecht uitgesloten zijn;

  6. degenen die overeenkomstig artikel 7 van het Kieswetboek geschorst zijn in de uitoefening van hun kiesrecht;

  7. degene die, onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in 1° tot 3°, veroordeeld zijn, zelfs voorwaardelijk, wegens één van de artikelen 240, 241, 243 en 245 tot 248 ,van het Strafwetboek vermelde inbreuken, gepleegd bij het vervullen van gemeentelijke taken; deze onverkiesbaarheid houdt op twaalf jaar na de veroordeling.

    (5° de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die ontheven of geschorst zijn van het verkiesbaarheidsrecht in hun Staat van herkomst. In gevel van twijfel over de verkiesbaarheid van de kandidaat, kan de bestendige deputatie eisen dat deze kandidaat een attest van de bevoegde overheden van zijn Staat van herkomst indient waarin verklaard wordt dat hij, op de datum van de verkiezing, niet ontheven of geschorst is van het verkiesbaarheidsrecht in deze Staat, of dat deze overheden daarvan niets bekend is.)

    De voorwaarden van verkiesbaarheid moeten vervuld zijn uiterlijk op de dag van de verkiezing.

    ++++++++++

    Art. 7. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)

    Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen gekozen worden moet men, op de dag van de verkiezing, (ingeschreven zijn op de lijst van de gemeenteraadskiezers van een gemeente in het Koninkrijk) , ten minste (achttien) jaar zijn, zijn hoofdverblijf hebben in de gebiedsomschrijving van het centrum en zich niet bevinden in een der gevallen van onverkiesbaarheid bepaald bij artikel 66 van de gemeentekieswet.

    Het tweede lid van dit artikel 66 is eveneens van toepassing wanneer de door deze bepaling bedoelde inbreuken gepleegd werden in de uitoefening van eender welk ander openbaar ambt.

    (De onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Unie die ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke beslissing of een strafrechtelijke beslissing in hun Staat van herkomst, ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die Staat, zijn niet verkiesbaar.)

    ++++++++++

    Art. 7. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)

    Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen gekozen worden moet men, op de dag van de verkiezing, (gemeenteraadskiezer zijn), ten minste (achttien) jaar zijn, zijn hoofdverblijf hebben in de gebiedsomschrijving van het centrum en zich niet bevinden in een der gevallen van onverkiesbaarheid bepaald bij artikel 66 van de gemeentekieswet.

    Het tweede lid van dit artikel 66 is eveneens van toepassing wanneer de door deze bepaling bedoelde inbreuken gepleegd werden in de uitoefening van eender welk ander openbaar ambt.

    ++++++++++

    Art. 7. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)

    Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen gekozen worden moet men, op de dag van de verkiezing, (Belg of onderdaan van een andere Lid-Staat van de Europese Unie) zijn, ten minste (achttien) jaar zijn, zijn hoofdverblijf hebben in de gebiedsomschrijving van het centrum en zich niet bevinden in een der gevallen van onverkiesbaarheid bepaald bij (artikel 65, lid 2) van de gemeentekieswet.

    (Artikel 65, lid 2, 3°, van de gemeentekieswet) is eveneens van toepassing wanneer de door deze bepaling bedoelde inbreuken gepleegd werden in de uitoefening van eender welk ander openbaar ambt.

    (De onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Unie moeten overeenkomstig artikel 1bis, § 2, van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 hun wil hebben gegeven, hun stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen in België uit te oefenen.)

    +++++++++

    Art. 8. Werkende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad, noch door de echt verbonden zijn.

    Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat.

    Tussen als werkend lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de met toepassing van artikel 15 bepaalde verkiezingsrang. Het werkend lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang bepaald door de verkiezingsrang van de werkende leden tot wier opvolging zij geroepen worden.

    ++++++++++

    GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

    =========================

    Art. 8. (VLAAMSE GEMENSCHAP)

    Werkende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de (tweede) graad, noch door de echt verbonden zijn (, noch wettelijk samenwonen).

    Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat.

    Tussen als werkend lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de met toepassing van artikel 15 bepaalde verkiezingsrang. Het werkend lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang bepaald door de verkiezingsrang van de werkende leden tot wier opvolging zij geroepen worden.

    ++++++++++

    Art. 8. (REGION WALLONNE)

    Werkende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de (tweede) graad, noch door de echt verbonden zijn.

    Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat.

    Tussen als werkend lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de met toepassing van artikel 15 bepaalde verkiezingsrang. Het werkend lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang bepaald door de verkiezingsrang van de werkende leden tot wier opvolging zij geroepen worden.

    ++++++++++

    Art. 9. Mogen geen deel uitmaken van de raad voor maatschappelijk welzijn:

    1. de provinciegouverneurs, de leden van de bestendige deputaties, de provinciegriffiers, en de arrondissementscommissarissen;

    2. de burgemeesters en de schepenen, alsmede de leden van de colleges van federaties van gemeenten en agglomeraties;

    3. met toepassing van de artikelen 293 en 300 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de onverenigbaarheden, de leden van de hoven, rechtbanken, parketten en griffies;

    4. de ambtsdragers bij de Raad van State, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van de gecoördineerde wetten op de Raad van State betreffende de onverenigbaarheden en tucht;

    5. (de leden van het personeel van het Rijk, de Gemeenschappen, de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT