Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Duitstalige Gemeenschap. (NOTA : verschillende artikelen worden gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.

Er worden openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgericht die, onder de door deze wet bepaalde voorwaarden,tot opdracht hebben deze dienstverlening te verzekeren.

Art. 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid. Zij vervangen de commissies van openbare onderstand waarvan zij alle goederen, rechten, lasten en verplichtingen overnemen.

Iedere gemeente van het Rijk wordt bediend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 3. (opgeheven)

Art. 4. (opgeheven)

Art. 5. (opgeheven)

HOOFDSTUK II. - De raad voor maatschappelijk welzijn.

Eerste Afdeling. - Samenstelling en vorming van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Art. 6.

§ 1. Het (...) openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bestuurd door een raad voor maatschappelijk welzijn bestaande uit :

- 9 leden voor een bevolking die de 15 000 inwoners niet overschrijdt;

- 11 leden voor een bevolking van 15 001 tot 50 000 inwoners;

- 13 leden voor een bevolking van 50 001 tot 150 000 inwoners;

- 15 leden voor een bevolking van meer dan 150 000 inwoners.

Elk werkend lid heeft een of meer opvolgers.

§ 2. (opgeheven)

§ 3. (Voor het bepalen van het aantal leden wordt het bevolkingscijfer in aanmerking genomen dat als basis gediend heeft voor het bepalen van de samenstelling van de gemeenteraad, die de raad voor maatschappelijk welzijn kiest.)

(§ 4. Wanneer in de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de raad voor maatschappelijk welzijn geen enkel lid van de Nederlandse of geen enkel lid van de Franse taalaanhorigheid telt, maakt het eerste niet verkozen gemeenteraadslid dat behoort tot de niet in de raad voor maatschappelijk welzijn vertegenwoordigde taalgroep, er van rechtswege deel van uit, in afwijking van artikel 11; het aantal leden bepaald in § 1 wordt in dit geval vermeerderd met één eenheid.

(lid opgeheven)

In alle gevallen wordt de taalaanhorigheid van de belanghebbende vastgesteld overeenkomstig artikel 23bis van de gemeentekieswet.)

Art. 7. Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen gekozen worden moet men, op de dag van de verkiezing, (Belg of onderdaan van een andere Lid-Staat van de Europese Unie) zijn, ten minste (achttien) jaar zijn, zijn hoofdverblijf hebben in de gebiedsomschrijving van het centrum en zich niet bevinden in een der gevallen van onverkiesbaarheid bepaald bij (artikel 65, lid 2) van de gemeentekieswet.

(Artikel 65, lid 2, 3°, van de gemeentekieswet) is eveneens van toepassing wanneer de door deze bepaling bedoelde inbreuken gepleegd werden in de uitoefening van eender welk ander openbaar ambt.

(De onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Unie moeten overeenkomstig artikel 1bis, § 2, van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 hun wil hebben gegeven, hun stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen in België uit te oefenen.)

Art. 8. Werkende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad, noch door de echt verbonden zijn.

Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat.

Tussen als werkend lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de met toepassing van artikel 15 bepaalde verkiezingsrang. Het werkend lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang bepaald door de verkiezingsrang van de werkende leden tot wier opvolging zij geroepen worden.

Art. 9. Mogen geen deel uitmaken van de raad voor maatschappelijk welzijn:

  1. de provinciegouverneurs, de leden van de bestendige deputaties, de provinciegriffiers, en de arrondissementscommissarissen;

  2. de burgemeesters en de schepenen, alsmede de leden van de colleges van federaties van gemeenten en agglomeraties;

  3. met toepassing van de artikelen 293 en 300 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de onverenigbaarheden, de leden van de hoven, rechtbanken, parketten en griffies;

  4. de ambtsdragers bij de Raad van State, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van de gecoördineerde wetten op de Raad van State betreffende de onverenigbaarheden en tucht;

  5. (de leden van het personeel van het Rijk, de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de provincies, die belast zijn met een leidinggevende functie en rechtstreeks deelnemen aan het uitoefenen van de controle of het toezicht op het betrokken centrum alsmede het personeel van de door het centrum bediende gemeente, met uitzondering van het personeel van het gemeentelijk onderwijs.)

  6. (de door het centrum bezoldigde personeelsleden alsmede alle overige in artikel 49, § 4, bedoelde personen die er werkzaam zijn.)

    (g) de leden van de regering van de Duitstalige Gemeenschap.)

    (h) elke persoon die een ambt of een mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van werkend lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een lokale basisoverheid van een andere Lid-Staat van de Europese Unie.)

    (De bepalingen van het eerste lid, a) tot d), zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in een andere Lid-Staat van de Europese Unie ambten uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.)

    Art. 10. De raad voor maatschappelijk welzijn mag ten hoogste voor één derde bestaan uit gemeenteraadsleden die hun mandaat binnen de gebiedsomschrijving van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uitoefenen.

    Art. 11. § 1. (De kandidaat-werkende leden en de kandidaat-opvolgers worden schriftelijk voorgedragen door één of meer gemeenteraadsleden; de kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de akte van voordracht. De burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris en in tegenwoordigheid van een gemeenteraadslid van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, neemt de akten van voordracht in ontvangst.)

    (§ 1bis. Op één voordracht mag het aantal kandidaat-werkende leden van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft van het totaal aantal kandidaat-werkende leden op deze voordracht. Op dezelfde wijze mag op één voordracht het aantal kandidaat-opvolgers van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan het totaal aantal kandidaat-opvolgers op deze voordracht.

    Indien het aldus bekomen resultaat decimalen bevat, worden die naar boven afgerond.)

    § 2. De leden van de raad van het (...) openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden gekozen door de gemeenteraad van de gemeente die de gebiedsomschrijving van het centrum vormt. De burgemeester kondigt onmiddellijk de verkiezingsuitslag af.

    § 3. (opgeheven)

    § 4. (De Regering) bepaalt de nadere regels en de procedure die in acht moeten worden genomen bij de indiening van de kandidatenlijsten en bij de verkiezingen.

    (§ 5. In de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest kan in de voordrachten, bedoeld in § 1, melding worden gemaakt van de taalaanhorigheid van de kandidaten.

    De taalaanhorigheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 23bis, § 2, van de gemeentekieswet met dien verstande dat in het eerste lid, 3°, van deze bepaling, de woorden " twee aftredende gemeenteraadsleden " vervangen worden door de woorden " twee aftredende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn ".

    De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de modaliteiten en de procedure voor de behandeling van de klachten met betrekking tot de toetsing van de taalaanhorigheid; wanneer wordt vastgesteld dat de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, niet zijn vervuld, wordt de vermelding van de taalaanhorigheid geschrapt.)

    Art. 12. De verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaats (in openbare vergadering) de derde maandag nadat de gemeenteraad ( (die tot de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn moet overgaan geïnstalleerd is.) ) Indien die datum op een wettelijke feestdag valt, wordt de verkiezing verschoven naar de eerstvolgende werkdag.

    Art. 13. Voor de verkiezing van leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft elk gemeenteraadslid één stem indien er minder dan vier leden te verkiezen zijn, drie stemmen indien er vier of vijf leden te verkiezen zijn, vier indien er zes of zeven, vijf indien er acht of negen, zes indien er tien of elf en acht indien er twaalf of meer leden te verkiezen zijn.

    Art. 14. De verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn geschiedt bij geheime stemming en in één enkele stemronde.

    Elk gemeenteraadslid ontvangt zoveel stembiljetten als hij stemmen heeft. Op elk stembiljet brengt hij een stem uit voor een werkend lid (...).

    De gemeenteraadsleden kunnen hun stem geldig uitbrengen ten gunste van een bloed- of aanverwant.

    Art. 15. (De kandidaten die de meeste stemmen hebben bekomen, zijn verkozen tot werkende leden.)

    Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde :

    1. aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bekleedt. Zijn twee of meerdere kandidaten in dat geval, dan wordt voorrang verleend aan hem die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend;

    2. aan de kandidaat die vroeger een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft uitgeoefend. Zijn twee of meerdere kandidaten in dat geval, dan wordt de voorrang gegeven aan hem die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend en, bij gelijke duur, aan hem die het laatst is afgetreden;

    3. aan de oudste kandidaat in jaren die de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt;

    4. aan de jongste in jaren van de kandidaten die de leeftijd van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT