Ordonnantie tot wijziging van de nieuwe gemeentewet., de 5 mars 2009

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2. In artikel 25 van de Nieuwe Gemeentewet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. § 1, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden " of aangewezen in een mandaat overeenkomstig artikel 69 ";

  2. er wordt een nieuwe paragraaf Ibis ingevoegd, luidend als volgt :

    " § 1bis. De gemeenteraad kan een secretaris buiten kader benoemen zes maanden vóór de voorzienbare datum waarop de betrekking vacant zal worden. De buiten kader benoemde secretaris treedt in functie op de dag van de beëindiging van het ambt van de aftredende secretaris. In de tussentijd staat hij laatstgenoemde bij in zijn ambt. ".

    Art. 3. Artikel 26bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, wordt vervangen als volgt :

    " Art. 26bis. § 1. De secretaris oefent in ieder geval de volgende bevoegdheden uit :

  3. de algemene directie van de gemeentelijke diensten, waarvan hij voor de goede werking en de coordinatie zorgt;

  4. de leiding en het dagelijkse beheer van het personeel;

  5. het voorzitterschap van het directiecomité;

  6. het opstellen van ontwerpen van organogram, van opleidingsplannen voor het personeel en van arbeidsreglementen voor het personeel;

  7. de voorbereiding en de uitvoering, onder meer in het directiecomité, van de beleidshoofdlijnen vervat in de oriëntatienota bedoeld in artikel 242bis ;

  8. de voorbereiding van de dossiers die aan de gemeenteraad en aan het college worden voorgelegd;

  9. de redactie van de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad en van het college, die hij bijwoont;

  10. de medeondertekening van alle officiële stukken uitgaande van het gemeentebestuur, onder meer van de briefwisseling;

  11. het verstrekken van juridische en administratieve adviezen aan de gemeenteraad en aan het college, onder meer in verband met de naleving van de wetten;

  12. het instellen en het opvolgen van het intern controlesysteem, zoals bedoeld in titel VIbis.

    § 2. Ten minste na iedere goedkeuring van het driejarig plan bedoeld in artikel 242bis, sluit de gemeentesecretaris, mede namens het directiecomité, een afsprakennota met het college over de wijze waarop hij, het directiecomité, de gemeenteraad en het college zullen samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen het college en het bestuur.

    In deze afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de secretaris de bevoegdheden uitoefent die hem werden gedelegeerd. ".

    Art. 4. In artikel 35 van dezelfde wet, worden de woorden " en van de bij mandaat aangestelde secretaris " tussen de woorden " de wedde van de vastbenoemde secretaris " en de woorden " wordt per maand en vooruit betaald " ingevoegd.

    Art. 5. In artikel 53, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden " of aangesteld in een mandaat overeenkomstig artikel 69 ".

    Art. 6. In titel 1, hoofdstuk I, afdeling 7 van dezelfde wet wordt na artikel 68, een onderafdeling 4 ingevoegd, met als opschrift " De regeling van de mandaten ".

    Art. 7. In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 6 van deze ordonnantie, wordt artikel 69 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 24 mei 1991 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet wat de tuchtregeling betreft, opnieuw opgenomen met de volgende formulering :

    " Art. 69. § 1. De gemeenteraad kan de bedieningen van secretaris en van ontvanger bij mandaat begeven.

    In dit geval legt de gemeenteraad de doelstellingen vast die tijdens het mandaat moeten worden bereikt alsook de voorwaarden en de procedure voor de aanwerving van de mandaathouder.

    De duur van het mandaat is vastgesteld op achtjaar. Om bij mandaat begeven te worden, moet de bediening van secretaris of van ontvanger vooraf vacant worden verklaard.

    § 2. De mandaathouder wordt onderworpen aan een evaluatie. De evaluatie heeft tot doel na te gaan in hoeverre de doeleinden die vastgelegd werden bij het begeven van het mandaat bereikt of in verwezenlijking zijn.

    Met het oog hierop stelt de mandaathouder na afloop van elke evaluatieperiode een verslag op over zijn werkzaamheden. De gemeenteraad neemt kennis van dit verslag en nodigt de mandaathouder uit voor een evaluatiegesprek.

    De vermelding " gunstig " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer deze de doelstellingen die hem bij het begin van zijn mandaat werden opgedragen, heeft bereikt.

    De vermelding " voldoende " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt.

    De vermelding " ongunstig " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de doelstellingen niet of in zeer geringe mate zijn verwezenlijkt.

    In zijn evaluatie moet de gemeenteraad rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden buiten de wil van de mandaathouder die de gehele of gedeeltelijke verwezenlijking van de vastgestelde doeleinden onmogelijk hebben gemaakt.

    De evaluatie wordt aan de mandaathouder meegedeeld bij aangetekend schrijven.

    § 3. Een eerste evaluatie heeft plaats drie jaar na het begin van het mandaat.

    Indien de mandaathouder de vermelding " ongunstig " krijgt, wordt een bijkomende evaluatie gehouden zes maanden na deze eerste evaluatie. Als de bijkomende evaluatie van de mandaathouder eveneens ongunstig is, wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan een nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

    § 4. Een tweede evaluatie vindt plaats zes maanden vóór het einde van het mandaat.

    Indien de mandaathouder de vermelding " gunstig " krijgt, verlengt de gemeenteraad zijn mandaat en legt nieuwe te bereiken doeleinden vast.

    Indien de mandaathouder de vermelding " voldoende " krijgt, wordt zijn mandaat niet verlengd, maar kan hij deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

    Indien de mandaathouder de vermelding " ongunstig " krijgt, wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. ".

    Art. 8. In titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 7 van dezelfde wet wordt na artikel 69, een onderafdeling 5 ingevoegd, luidend " De evaluatie ".

    Art. 9. In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 8 van deze...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT