21 DECEMBER 2012 - Ordonnantie tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)

Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

TITEL I. - Procedure van de gewestbelastingen

HOOFDSTUK I. - Inleiding

Art. 2. De in deze titel vervatte bepalingen zijn van toepassing op :

  1. de belastingen opgelegd door de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen;

  2. de belastingen opgelegd door de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit.

    Art. 3. In het kader van de toepassing van deze titel dienen de hierna opgesomde begrippen als volgt te worden begrepen :

  3. gewestbelastingen : de in artikel 2 bedoelde belastingen;

  4. belastingjaar : het jaar waarvoor de belasting verschuldigd is.

    Art. 4. De gewestbelastingen zijn verschuldigd op basis van de toestand op 1 januari van het belastingjaar.

    Indien meerdere personen samen eenzelfde gewestbelasting verschuldigd zijn, dan zijn deze hoofdelijk gehouden tot de betaling ervan.

    HOOFDSTUK II. - Aangifte van de gewestbelastingen

    Art. 5. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing op de gewestbelastingen op aangifte.

    Art. 6. § 1. Het Gewest dient de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier ter beschikking te stellen.

    Deze belastingplichtigen dienen het aangifteformulier ingevuld en ondertekend terug te bezorgen aan de administratie binnen de dertig dagen nadat het hen werd ter beschikking gesteld. De ondertekening van het formulier mag elektronisch gebeuren.

    De modaliteiten van ter beschikkingstelling en terugbezorging worden bepaald door de regering.

    § 2. De belastingplichtige van een gewestbelasting op aangifte die op 1 oktober van het belastingjaar nog geen aangifte ter beschikking gesteld kreeg, dient er zelf een aan te vragen voor 31 december van dat jaar.

    Art. 7. De regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de ontvangst en het nazicht van de aangifte van de belastingplichtigen.

    Art. 8. In geval van vergissingen of onvolledigheden in de aangifte van de belastingplichtige, gaan de ambtenaren bedoeld in artikel 7 over tot de rechtzetting van de aangifte; de rechtzetting wordt aan de belastingplichtige ter kennis gebracht binnen een termijn van acht maanden na de ontvangst van de aangifte. Deze kennisgeving gebeurt bij een aangetekende postzending of een elektronische aangetekende zending.

    Art. 9. Wanneer de belastingplichtige zijn aangifte bedoeld in artikel 6 niet binnen de termijnen heeft ingediend of de verplichtingen hem opgelegd door deze ordonnantie of in uitvoering ervan niet heeft nageleefd, gaan de ambtenaren bedoeld in artikel 7 ambtshalve over tot de heffing van de door de belastingplichtige verschuldigde gewestbelasting op grond van de elementen waarover ze beschikken.

    Alvorens over te gaan tot de ambtshalve heffing, stellen de ambtenaren de belastingplichtigen in kennis van de motieven van de ambtshalve heffing en de elementen op basis waarvan de gewestbelasting zal worden geheven. Deze kennisgeving gebeurt bij een aangetekende postzending of een elektronische aangetekende zending.

    Binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de toezending van deze kennisgeving, kan de belastingplichtige zijn schriftelijke opmerkingen overmaken; de gewestbelasting mag niet worden geheven vooraleer deze termijn is verstreken.

    Wanneer de belastingplichtige ambtshalve wordt belast, komt het hem toe, in geval van betwisting, te bewijzen dat de ambtshalve heffing overdreven is.

    HOOFDSTUK III. - De vestiging en vrijstelling van de gewestbelastingen

    Art. 10. § 1. De gewestbelastingen worden geheven via kohier.

    De kohieren worden door de ambtenaar, die daartoe door de regering wordt aangewezen, uitvoerbaar verklaard, uiterlijk op 30 september van het eerste jaar volgend op het belastingjaar waarop zij betrekking hebben.

    In geval van ambtshalve heffing, zoals bedoeld in artikel 9, worden de kohieren uitvoerbaar verklaard, uiterlijk op 30 september van het derde jaar volgend op het belastingjaar waarop zij betrekking hebben.

    § 2. De kohieren vermelden ten minste :

    1. de naam van het Gewest;

    2. de naam, voornamen en het adres van de belastingplichtige of van één van de hoofdelijk gehouden belastingplichtigen indien er meerdere zijn;

    3. een verwijzing naar de ordonnantie waarin de belasting werd opgelegd;

    4. een verwijzing naar onderhavige ordonnantie;

    5. het bedrag van de belasting en het feit dat de opeisbaarheid rechtvaardigt;

    6. het belastingjaar;

    7. het nummer van het kohierartikel;

    8. de datum van uitvoerbaarverklaring.

    § 3. Het kohier mag elektronisch worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard. De modaliteiten hiervoor worden vastgelegd door de regering.

    Art. 11. Een belastingplichtige die in aanmerking komt om te worden vrijgesteld van een gewestbelasting, moet deze vrijstelling, op straffe van nietigheid, aanvragen binnen de zes maanden te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van het in artikel 12, § 1 bedoelde aanslagbiljet.

    HOOFDSTUK IV. - Inning en invordering van de gewestbelastingen

    Art. 12. § 1. Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn, wordt aan de betrokken belastingplichtigen een aanslagbiljet gezonden. Het aanslagbiljet is gedateerd en draagt de vermeldingen bedoeld in artikel 10, § 2.

    De gewestbelasting moet ten laatste twee maanden, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van het aanslagbiljet, worden betaald.

    § 2. In geval van niet-betaling wordt een herinneringsbrief verstuurd.

    In geval van niet-betaling binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de verzending van deze eerste herinneringsbrief, wordt een tweede herinneringsbrief bij aangetekende postzending of bij elektronische aangetekende zending verstuurd.

    Beide herinneringsbrieven zijn gedateerd en dragen de vermeldingen aangeduid in de eerste paragraaf.

    § 3. Indien de belastingplichtige hiermee instemt, kunnen de in § 1 bedoelde verzending van aanslagbiljet en de in § 2 bedoelde verzending van eerste herinnering worden vervangen door een elektronische terbeschikkingstelling of een elektronische verzending van deze documenten. Deze elektronische terbeschikkingstelling of elektronische verzending geldt dan als verzending in de zin van §§ 1 en 2. De modaliteiten van de elektronische verzending of terbeschikkingstelling worden bepaald door de regering.

    Art. 13. Indien de gewestbelasting niet werd betaald binnen de termijn bedoeld in artikel 12, § 1, is een verhoging verschuldigd gelijk aan 20 % van het ontdoken of laattijdig betaalde belastingbedrag.

    Voor elke niet-betaalde of buiten de termijn van dertig dagen, ingaande vanaf de zevende dag volgend op de verzending van de eerste herinneringbrief bedoeld in artikel 12, § 2, betaalde gewestbelasting, is een verhoging verschuldigd gelijk aan 50 % van het ontdoken of te laat betaalde belastingbedrag.

    Art. 14. Indien de belasting niet binnen de voorziene termijnen wordt betaald, is van rechtswege een interest eisbaar; deze wordt maandelijks berekend tegen het tarief van één twaalfde van de wettelijke interest in fiscale zaken, op het totaal van de verschuldigde gewestbelastingen en verhogingen. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel gevorderd indien hij minimum 2,50 euro bedraagt.

    Bij terugbetaling van gewestbelastingen is van rechtswege een interest verschuldigd; hij wordt maandelijks berekend aan één twaalfde van de wettelijke intrest in fiscale zaken op het bedrag van de terug te geven gewestbelasting. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend. De interest wordt enkel teruggestort indien hij minimum 2,50 euro bedraagt.

    Art. 15. § 1. In geval van niet-betaling van de gewestbelasting, de intresten en toebehoren, binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de verzending van de tweede herinneringsbrief, vaardigt de ambtenaar door de regering belast met de inning van de gewestbelasting een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.

    Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot of bij aangetekende zending of elektronisch aangetekende zending.

    § 2. Deze betekening :

    - stuit de verjaringstermijn voor de inning van de gewestbelasting, de intresten en toebehoren;

    - laat de inschrijving toe van de wettelijke hypotheek bedoeld in artikel 17;

    - laat aan de belastingplichtige toe zich te verzetten tegen de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT