Ordonnantie houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap., de 22 janvier 2009

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie, wordt verstaan onder :

  1. parkeerplaats : ruimte op de openbare weg die bestemd is om een motorvoertuig te parkeren;

  2. voorbehouden parkeerplaats : een parkeerplaats uitsluitend bestemd voor voertuigen gebruikt door gehandicapte personen, taxi's, fietsers, gemotoriseerde tweewielers, motorvoertuigen gebruikt voor het autodelen, vrachtwagens, motorvoertuigen die mensen in en uit laten stappen en goederen laden en lossen en voor elke categorie voertuigen aangeduid door de Regering;

  3. gereglementeerde zone : deel van het grondgebied van het Gewest bestaande uit parkeerplaatsen op de openbare weg en waarvan het gebruik gereglementeerd is volgens de categorie waartoe zij behoort;

  4. vrijgesteldenkaart : individuele toelating uitgereikt aan bijzondere categorieën gebruikers van parkeerplaatsen;

  5. publieke parking : elke parking die toegankelijk is voor het publiek en die beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in deze ordonnantie, met inbegrip van die welke aan het Gewest of elke andere publiekrechtelijke rechtspersoon toebehoren, met inbegrip van de transitparkings;

  6. parkeergeleidingssysteem : informatie- en geleidingssysteem omtrent de beschikbare plaatsen in de publieke parkings;

  7. het Parkeeragentschap : het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, zoals bepaald in hoofdstuk VI van deze ordonnantie;

  8. de inning : het ophalen van het geld van de parkeerautomaten, het ontvangen van betalingen in geval van nietnaleving van de parkeerregels en de invordering van de niet-betaalde bedragen;

  9. de controle : het controleren op gemeente- en gewestwegen van het naleven van het gereglementeerd parkeren.

    HOOFDSTUK II. - Middelen.

    Art. 3. Het parkeerbeleid beoogt een doeltreffende, coherente en overlegde organisatie van het privatieve gebruik van de gewest- en gemeentewegen. Het wil ook bijdragen aan de doelstelling om de verkeerslast te beperken. De hoofdfunctie van deze wegen als vector voor de mobiliteit, zowel voor motorvoertuigen als voor voetgangers en fietsers, wordt hierbij benadrukt.

    Het parkeerbeleid komt tot stand via :

  10. de bepaling van gereglementeerde zones;

  11. de vaststelling van een gewestelijk parkeerbeleidsplan;

  12. de vaststelling van gemeentelijke parkeeractieplannen;

  13. de oprichting van een Parkeeragentschap.

    HOOFDSTUK III. - Gereglementeerde zones.

    Art. 4. Onverminderd de mogelijkheid voor de Regering om andere aanvullende zones te creëren, waarvoor zij de maximumduur en de gebruiksvoorwaarden vastlegt, worden drie soorten gereglementeerde zones op het grondgebied van het Gewest bepaald :

  14. de rode zone waarin, behoudens afwijking, elke gebruiker van een parkeerplaats onderworpen is aan de betaling van de parkeerretributie bedoeld in artikel 38, § 1, van deze ordonnantie;

  15. de groene zone waarin, behoudens afwijking, elke gebruiker van een parkeerplaats onderworpen is aan de betaling van de parkeerretributie bedoeld in artikel 38, § 2, van deze ordonnantie;

  16. de blauwe zone waarin, behoudens afwijking, elke gebruiker van een parkeerplaats de beperkte parkeertijd moet naleven middels een parkeerschijf, conform artikel 27 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, op straffe van onderwerping aan de parkeerretributie bedoeld in artikel 38, § 3, van deze ordonnantie.

    Art. 5. Het gebruik van een parkeerplaats is de feitelijke bezetting van deze plaats door een motorvoertuig langer dan de tijd die nodig is voor het laten instappen of uitstappen van mensen of het laden of lossen van zaken in de zin van artikel 2.23 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

    Het gebruik van een parkeerplaats in een van de in artikel 4 van deze ordonnantie bedoelde gereglementeerde zones is onderworpen aan de gebruiksvoorwaarden bepaald door deze ordonnantie of de uitvoeringsbesluiten ervan, elke weekdag van 9 uur tot 18 uur, uitgezonderd de zondagen en de wettelijke feestdagen die in het hele land gelden.

    Een gemeentelijk parkeeractieplan kan punctueel afwijken van de periode bedoeld in het tweede lid, ofwel om deze te verlengen, ofwel om deze te beperken wanneer de specificiteit van een weg of een bijzondere wijk dit verantwoordt.

    De Regering legt de toelatingsvoorwaarden voor een dergelijke afwijking vast.

    Art. 6. Met inachtneming van de regels bepaald door het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart en onverminderd de mogelijkheid om deze taak aan het Parkeeragentschap toe te vertrouwen, reiken de gemeenten de vrijgesteldenkaarten uit aan :

  17. buurtbewoners, wat de wijk betreft waarin zij wonen;

  18. zorgverleners die dringende medische hulp verstrekken;

  19. exploitanten van motorvoertuigen die voor het autodelen worden ingezet;

  20. gehandicapte personen.

    Elke vrijgesteldenkaart is gekoppeld aan een bepaald motorvoertuig.

    De Regering kan de regels voor de uitreiking en het gebruik van vrijgesteldenkaarten preciseren met inachtneming van het koninklijk besluit van 9 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en van het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart. Binnen dit kader, kan zij aanvullende categorieën begunstigden bepalen.

    Art. 7. De Regering bepaalt de algemene voorwaarden betreffende de bezetting van parkeerplaatsen bij tijdelijke gebeurtenissen zoals verhuizingen, werken die het gebruik van vrachtwagens of containers vereisen of festiviteiten.

    De gemeenten blijven bevoegd voor het toestaan of weigeren van de toelatingen binnen de aldus door de Regering bepaalde algemene voorwaarden.

    Art. 8. De Regering bepaalt de regels voor het gebruik van de voorbehouden parkeerplaatsen.

    HOOFDSTUK IV. - Gewestelijk parkeerbeleidsplan.

    Afdeling 1. - Inhoud.

    Art. 9. Het gewestelijk parkeerbeleidsplan bepaalt het algemene kader van het parkeerbeleid vastgesteld door het Gewest, waarbij de samenhang verzekerd wordt in alle zowel door het Gewest als door de gemeenten genomen of te nemen beslissingen terzake en in alle fasen van voorbereiding, goedkeuring en uitvoering van deze beslissingen.

    Het parkeerbeleidsplan bevat ten minste :

  21. een informatief luik bestaande in een beschrijving, een analyse en een evaluatie van de bestaande parkeertoestand en de vermelding van de vooropgestelde doelstellingen op basis van deze bestaande situatie, rekening houdend met de verwachte toekomstige behoeften en het gevolgde parkeerbeleid;

  22. een reglementair luik waarbij enerzijds voor het volledige grondgebied van het Gewest en anderzijds voor het grondgebied van elke gemeente die er deel van uitmaakt, het volgende bepaald wordt :

    1. het maximaal toegelaten aantal parkeerplaatsen;

    2. het aantal parkeerplaatsen voor elke zone bedoeld in artikel 4 van deze ordonnantie;

    3. het minimaal aantal voorbehouden parkeerplaatsen, alsook de bijzondere eenvormige signalisatie die ervoor gebruikt wordt indien deze signalisatie niet reeds geregeld is door het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of elk ander koninklijk besluit tot uitvoering van de wetten gecoördineerd op 16 maart 1968 betreffende de politie van het wegverkeer.

    Afdeling 2. - Opmaakprocedure.

    Art. 10. § 1. De Regering stelt het ontwerp van gewestelijk parkeerbeleidsplan vast en onderwerpt het aan een openbaar onderzoek gedurende zestig dagen.

    Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente van het Gewest, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in minstens drie Franstalige en drie Nederlandstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid. In deze aankondigingen worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.

    Het ontwerpplan wordt gedurende zestig dagen ter inzage van de bevolking in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest gelegd.

    De bezwaren en opmerkingen worden aan de Regering toegezonden binnen de termijn van het onderzoek bij een ter post aangetekende brief.

    § 2. Tegelijk met het onderzoek legt de Regering het ontwerpplan aan Mobiel Brussel, de MIVB en Leefmilieu Brussel om advies voor. De adviezen moeten bij de Regering toekomen binnen een termijn van zestig dagen na de aanvraag. Is de termijn vervallen, dan wordt het niet bezorgde advies geacht gunstig te zijn.

    § 3. Na het verstrijken van het openbaar onderzoek en van de termijn bedoeld in § 2, legt de Regering aan de gemeenten het ontwerpplan om advies voor, samen met de bezwaren, de opmerkingen en de adviezen bedoeld in de §§ 1 en 2.

    De adviezen worden door de gemeenteraden uitgebracht en moeten bij de Regering toekomen binnen een termijn van zestig dagen na de aanvraag.

    Zo niet, worden de adviezen over het ontwerpplan geacht gunstig te zijn.

    Art. 11. Binnen een termijn van acht maanden na de vaststelling van het ontwerpplan, stelt de Regering het gewestelijk parkeerbeleidsplan definitief vast.

    Het plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

    Art. 12. De procedure bedoeld in artikelen 10 en 11 is van toepassing op elke wijziging die de Regering aan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT