Ordonnantie betreffende het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de 25 avril 2019

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 2. Deze ordonnantie is van toepassing op het roerend en immaterieel cultureel erfgoed dat onder de bevoegdheid van het Gewest valt.

Afdeling 2. - Algemene definities

Art. 3. Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder :

  1. het Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  2. de Commissie : de Commissie voor roerend en immaterieel cultureel erfgoed;

  3. het Bestuur : het bestuur bevoegd voor het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Gewest;

  4. het BWRO : het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening.

    Afdeling 3. - De Commissie voor roerend en immaterieel cultureel erfgoed

    Art. 4. § 1. Er wordt een Commissie voor roerend en immaterieel cultureel erfgoed samengesteld.

    Deze Commissie wordt belast met het verlenen van de adviezen die door deze ordonnantie of krachtens deze ordonnantie worden vereist.

    De Commissie kan ook advies verlenen aan de Regering, op eigen initiatief of op vraag van deze laatste, over elke kwestie die verband houdt met een goed of een element dat onder het roerend en immaterieel cultureel erfgoed valt.

    Ze kan de Regering ook aanbevelingen bezorgen van algemeen beleid met betrekking tot de problematiek van het bewaren van roerend cultureel erfgoed en de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed.

    § 2. De Regering beslist over de samenstelling, de organisatie en de onverenigbaarheidsregels van de Commissie en baseert zich daarbij op de volgende beginselen :

    1. de Commissie bestaat uit zes leden die door de Regering worden benoemd. Drie van hen worden gekozen uit een dubbele lijst die door het gewestparlement wordt voorgelegd en drie anderen worden gekozen uit de kandidaten die worden voorgedragen door de representatieve organisaties van de gebruikers die door de Regering worden erkend met toepassing van § 3;

    2. de Commissie bestaat uit leden die afkomstig zijn uit milieus die betrokken zijn bij het behoud van het roerend en/of immaterieel cultureel erfgoed.

      Vier leden van de Commissie hebben een algemeen bekende bevoegdheid op het vlak van het bewaren van roerend cultureel erfgoed. Twee leden van de Commissie hebben een algemeen bekende bevoegdheid op het vlak van het beschermen van immaterieel cultureel erfgoed;

    3. de leden van de Commissie worden voor een mandaat van zes jaar benoemd, dat maximaal twee keer kan worden vernieuwd.

      § 3. De Regering erkent de organisaties die representatief zijn voor de gebruikers bedoeld in § 2, 1.

      De Regering legt de erkenningsprocedure, de procedure voor de vernieuwing van de erkenning en de intrekking ervan vast en past daarbij de volgende beginselen toe :

    4. de organisaties die aan de volgende voorwaarden voldoen, kunnen worden erkend :

  5. opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk;

  6. een maatschappelijk doel hebben en een reële activiteit uitoefenen die verbonden zijn met het Gewest en die er minstens uit bestaan om een discipline of een beroepscategorie te vertegenwoordigen die valt onder het bewaren van het roerend cultureel erfgoed en/of de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed;

  7. een werking hebben die garanties biedt op het vlak van interne democratie;

  8. al minstens drie jaar bestaan;

  9. over de nodige menselijke en materiële middelen beschikken om hun maatschappelijke doel te verzekeren en hun representativiteit te waarborgen;

    1. elke erkende representatieve organisatie legt een jaarverslag voor aan de Regering, waarin de lijst van haar leden, haar statuten en een activiteitenverslag zijn opgenomen;

    2. de erkenning is geldig voor een periode van zes jaar, te tellen vanaf de datum van de kennisgeving. De erkenning wordt vernieuwd op vraag van de representatieve organisatie vanaf het moment dat de voorwaarden bedoeld in punt 1 en de verplichtingen van punt 2 worden nageleefd;

    3. de Regering kan de erkenning intrekken van de organisatie die niet meer beantwoordt aan de eisen bedoeld in punt 1.

    § 4. De Commissie neemt een huishoudelijk reglement aan en onderwerpt het aan de goedkeuring van de Regering.

    De adviezen, opmerkingen, aanbevelingen en suggesties van de Commissie worden geformuleerd bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden.

    De minderheid kan haar mening in het verslag laten vermelden.

    § 5. De Commissie wordt bijgestaan door hetzelfde permanent secretariaat van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, zoals voorzien in artikel 11, § 4, van het BWRO.

    § 6. Voordat ze hun advies formuleren, kunnen de Commissie en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen elkaars advies vragen.

    Wanneer de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen het advies van de Commissie vraagt, is artikel 177, § 3, tweede lid, b) van het BWRO van toepassing.

    Wanneer de Commissie het advies vraagt van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, beschikt de Commissie over een bijkomende termijn van zestig dagen om haar advies te verlenen.

    Een van de leden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dat door deze laatste wordt aangeduid, woont de vergaderingen van de Commissie met raadgevende stem bij.

    Een van de leden van de Commissie, dat door deze laatste wordt aangeduid, woont de vergaderingen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen met raadgevende stem bij.

    § 7. De adviezen van de Commissie worden bijeengebracht in een register dat door het secretariaat wordt bijgehouden en dat door het publiek kan worden ingezien. De adviezen kunnen op het secretariaat worden geraadpleegd. Bovendien zorgt het secretariaat ervoor dat de adviezen worden gepubliceerd op een informatienetwerk dat voor het publiek toegankelijk is.

    HOOFDSTUK 2. - Roerend cultureel erfgoed van het Gewest

    Afdeling 1. - Definities

    Art. 5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder :

  10. cultuurgoed : een roerend goed dat, of een verzameling die, hetzij behoort tot één of meer van de categorieën zoals bedoeld in bijlage I.A. van de verordening (EG) nr. 116/2009, hetzij door de Regering werd beschermd als beschermd cultuurgoed overeenkomstig de procedure van artikel 11, § 1;

  11. roerend cultureel erfgoed van het Gewest : het geheel van de cultuurgoederen en de goederen opgenomen in de inventaris zoals bedoeld in artikel 8, die zich wettig en definitief op het grondgebied van het Gewest bevinden;

  12. beschermd cultuurgoed : een cultuurgoed dat beschermd wordt door het Gewest overeenkomstig de bepalingen van afdeling 5 (artikelen 11 en volgende);

  13. uitvoer : het definitief of tijdelijk buiten het douanegebied van de Europese Unie brengen van een cultuurgoed.

    Afdeling 2. - Machtigingen

    Art. 6. § 1. De Regering duidt de ambtenaren aan van het Bestuur, welke gemachtigd worden voor de in deze ordonnantie nader omschreven doelstellingen.

    Ze worden " gemachtigde ambtenaren ", " vaststellende ambtenaren ", " sanctionerende ambtenaren " of " aangewezen ambtenaren " genoemd.

    § 2. De Regering bepaalt, in voorkomend geval, de onverenigbaarheden en de verboden op belangenconflicten die zouden wegen op de sanctionerende ambtenaren.

    Afdeling 3. - De inventaris van het roerend cultureel erfgoed van het Gewest

    Art. 7. § 1. De Regering stelt een beschrijvende en fotografische inventaris op van het roerend cultureel erfgoed van het Gewest en houdt deze bij.

    § 2. De inventaris omvat roerende goederen of verzamelingen die van historisch, archeologisch, artistiek, esthetisch, wetenschappelijk, sociaal, technisch of folkloristisch belang zijn voor het Gewest.

    De inventaris heeft een documentaire waarde en vormt een instrument voor kennisoverdracht en bewustmaking.

    Art. 8. § 1. De cultuurgoederen die beschermd zijn overeenkomstig de procedures van afdeling 5, worden van rechtswege opgenomen in de inventaris van het roerend cultureel erfgoed van het Gewest.

    § 2. Worden ook in de inventaris opgenomen van het roerend cultureel erfgoed van het Gewest de roerende goederen die, met toepassing van de bepalingen van titel V van het BWRO beschermd zijn of ingeschreven zijn op de bewaarlijst als decoratieve elementen of installaties die integraal deel uitmaken van een monument in de betekenis van artikel 206, 1°, a) van het BWRO.

    Afdeling 4. - Bijzondere maatregelen voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed van het Gewest

    Onderafdeling 1. - Cultureel-erfgoeddepots

    Art. 9. § 1. Het Gewest organiseert een gewestelijk cultureel-erfgoeddepot om cultuurgoederen op te slaan, met inbegrip van :

    - de archeologische goederen waarover het Gewest waakt krachtens artikel 248 van het BWRO;

    - de elementen die integraal deel uitmaken van artistieke, historische of religieuze monumenten en die afkomstig zijn van de ontmanteling ervan;

    - de te bergen goederen bij een schadegeval of andere ramp;

    - de goederen die onder bijzondere bescherming (bergingsplaats) vallen in geval van een gewapend conflict, volgens het Verdrag van 1954 inzake de bescherming van cultuurgoederen in geval van een gewapend conflict;

    - andere goederen die door de Regering zouden worden aangeduid.

    § 2. Teneinde de bewaring van cultuurgoederen en de naleving van de internationale verplichtingen van het Gewest te verzekeren, erkent de Regering andere cultureel-erfgoeddepots, volgens de voorwaarden en de procedure waartoe ze besluit.

    Kunnen met toepassing van het eerste lid worden erkend, de natuurlijke of de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, die een depot beheren dat bedoeld is voor het bewaren van cultuurgoederen.

    De erkenningsvoorwaarden die door de Regering moeten worden vastgelegd, hebben meer bepaald betrekking op de volgende elementen : de competenties en de ervaring voor het beheer van een cultureel-erfgoeddepot; de menselijke en materiële middelen die aan het beheer van het depot worden toegewezen; de aard van de bewaarde goederen; het beheer en de bewaaromstandigheden.

    § 3. Met het oog op een geschikte bewaring van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT