16 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de oprichtingsmodaliteiten van het financieringsfiliaal van het Participatiefonds genaamd « Startersfonds » bedoeld in artikel 74, § 4, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 73, 74 en 75 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, gewijzigd door de artikelen 44 en 45 van de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1992 tot regeling van de organisatie en de werking van het Participatiefonds;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 27 maart 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid voortvloeit uit de noodzaak aan het Participatiefonds nieuwe financieringsbronnen te verlenen met het oog op het verder kunnen uitvoeren van zijn opdrachten tot toekenning van leningen aan personen die hun eigen onderneming wensen op te richten of aan dergelijke ondernemingen in startfase en om daartoe dringend de nodige procedures te kunnen opstarten;

Overwegende dat het van belang is de zelfstandigen en de K.M.O.'s te begunstigen, welke geconfronteerd worden met toegangsmoeilijkheden tot de beroepskredieten verleend door de banken; dat, in deze context, externe privé-financieringen via het publiek moeten gemobiliseerd worden en dat daartoe door het Participatiefonds een financieringsfiliaal zo spoedig mogelijk moet worden opgericht opdat deze kan overgaan tot de uitgifte van obligatieleningen onder de beste omstandigheden;

Overwegende dat de kapitaalnood in de sector van de beginnende ondernemers groot is en dat deze nieuwe financiële middelen van het Participatiefonds zo spoedig mogelijk moeten kunnen worden aangewend om deze leemte op te vullen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. § 1. Het filiaal genaamd « Startersfonds » opgericht krachtens artikel 74, § 4, van de wet van 28 juli 1992, gewijzigd door de artikelen 44 en 45 van de programmawet van 8 april 2003, neemt de vorm aan van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met de benaming « Startersfonds », hierna « de vennootschap » genoemd.

§ 2. De rechtstreekse deelneming van de federale openbare overheden in de vennootschap moet steeds minimaal 75 % van het kapitaal van de vennootschap bedragen.

Voor toepassing van dit besluit moet onder « overheid » verstaan worden :

  1. de Staat;

  2. de organismen van openbaar nut, vennootschappen, instellingen of verenigingen van publiek recht, die ressorteren onder de Staat.

Elke overdracht van maatschappelijke aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen is onderworpen aan voorafgaande toestemming door Ons.

Het Participatiefonds moet te allen tijde meerderheidsaandeelhouder zijn van de vennootschap.

Art. 2. § 1. De vennootschap heeft tot doel bij te dragen tot de financiering van leningen toegekend door het Participatiefonds ten gunste van natuurlijke personen of rechtspersonen, met inbegrip van niet-werkende werkzoekenden, die hun eigen onderneming wensen op te richten of die gestart zijn met hun beroepsactiviteit sedert maximum vier jaar.

§ 2. Daartoe kan de vennootschap leningen aangaan, via obligatieleningen of andere, bij elke openbare instelling of elke Belgische of buitenlandse financiële instelling, en, in dit kader, waardepapieren publiek te koop stellen, te koop aanbieden of verkopen.

§ 3. De vennootschap kan eveneens leningen toestaan aan het Participatiefonds teneinde laatstgenoemde toe te staan leningen toe te kennen ten gunste van de natuurlijke personen of rechtspersonen gedefinieerd in § 1 van huidig artikel.

§ 4. De permanente omvang van de schuldpositie van de vennootschap wordt beperkt tot maximum 75.000.000 EUR.

Art. 3. § 1. De vennootschap wordt beheerd door het Participatiefonds.

§ 2. De vennootschap vertrouwt het dagelijks bestuur toe aan het Participatiefonds.

Het Participatiefonds kan, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur en binnen de grenzen van hetgeen is toegestaan door de wet, bepaalde van zijn bevoegdheden delegeren en de subdelegatie ervan toestaan aan bijzondere lasthebbers.

§ 3. Het Participatiefonds duidt uit haar bestuurders een natuurlijke persoon aan als permanente vertegenwoordiger, die deze opdracht in naam en voor rekening van het Participatiefonds uitoefent.

De permanente vertegenwoordiger kan in buitengerechtelijke handelingen zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid delegeren met subdelegatiebevoegdheid.

Art. 4. De controle over de vennootschap wordt uitgeoefend door de voogdijministers van het Participatiefonds, door toedoen van de regeringscommissaris van het Participatiefonds.

De regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur van het Participatiefonds die handelen over het bestuur van de vennootschap en wordt betrokken bij de beslissingen van het bestuursorgaan van de vennootschap. Hij woont de vergaderingen en de beslissingsname bij met raadgevende stem. Hij kan op elk ogenblik en zonder verplaatsing, kennis nemen van alle boeken en documenten van de vennootschap. Hij kan alle inlichtingen opvragen en kan alle verificaties uitvoeren die hem nuttig lijken. Elk trimester ontvangt hij een boekhoudkundige staat volgens het schema van de balans en de resultatenrekening.

De regeringscommissaris kan elke beslissing van de raad van bestuur van het Participatiefonds inzake het bestuur van de vennootschap, of van het bestuursorgaan van de vennootschap, die hij strijdig acht met de wet, onderhavig besluit of de statuten, schorsen en meedelen aan de voogdijministers van het Participatiefonds. Daartoe beschikt hij over een termijn van vier volle dagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voorzover hij ertoe regelmatig werd opgeroepen, en zoniet, vanaf de dag dat hij er...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT