17 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de organisatie van opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2009 tot 2013 (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de organisatie van opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2009 tot 2013.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 juni 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Minister

en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,

Mevr. J. MILQUET

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor het bouwbedrijf

Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009

Organisatie van opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2009 tot 2013 (Overeenkomst geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95392/CO/124)

TITEL I. - Algemene bepalingen

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, referenties en definities

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.

Art. 2. § 1. Deze overeenkomst organiseert en regelt volgende stelsels ter bevordering van de opleiding en de tewerkstelling :

- de regeling van het bouwleerlingwezen;

- de regeling van de weekdagopleiding;

- de regeling van de winteropleiding;

- de regeling van de zaterdag- en avondopleiding.

§ 2. Deze overeenkomst bepaalt en organiseert volgende bijkomende initiatieven ter bevordering van de opleiding en de tewerkstelling :

- de herwaardering van de sectorale opleidingen en de ontwikkeling van specifieke opleidingspro-gramma's;

- de specifieke ondersteuningsmaatregelen voor de inschakeling van de specifieke "risicogroepen";

- de promotie van de sectorale opleidings- en tewerkstellingsregelingen en de reorganisatie van de acties van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid".

§ 3. Deze overeenkomst belet niet dat andere regelingen of instrumenten ter bevordering van de opleiding en de tewerkstelling worden toegepast door de ondernemingen bedoeld in artikel 1.

Op voorstel van de regionale oriëntatiegroepen van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" kan de raad van bestuur van het FVB bovendien beslissen om instrumenten of initiatieven voor opleiding en tewerkstelling, uitgaand van de gewestelijke of gemeenschapsoverheden, te erkennen als gelijkwaardig of complementair met de regelingen bedoeld in § 1.

HOOFDSTUK II. - Algemene financieringsregels

Art. 3. § 1. De werking van de opleidings- en tewerkstellingsregelingen, bepaald bij titels II, III en IV van deze overeenkomst, wordt gewaarborgd door de bijdrage van 0,40 pct. overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2009 tot vaststelling van de bijdrage aan het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" en door een jaarlijkse bijkomende financiering van 6.240.000 EUR. Deze bijkomende financiering is vastgesteld voor een periode van 2 jaar die ingaat op 1 juli 2009. Tijdens deze periode kan het bedrag van deze bijkomende financiering verhoogd worden bij collectieve arbeidsovereenkomst.

§ 2. Een jaarlijkse bijkomende financiering van 300.000 EUR bestemd voor initiatieven inzake sectorale outplacement is vastgesteld voor een periode van 2 jaar die ingaat op 1 juli 2009.

Art. 4. De raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" bepaalt :

- de manier waarop de in artikel 3 bedoelde bijkomende financiering in de begroting van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" wordt opgenomen;

- de wijze waarop de bij artikel 3 bedoelde bijkomende financiering ter beschikking wordt gesteld van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid".

Art. 5. § 1. De in artikel 3, § 1 bepaalde bijkomende financiering is niet van toepassing voor de kosten van de theoretische opleidingen die in het kader van de bij hoofdstuk I van titel II van deze overeenkomst bedoelde stelsels worden verstrekt.

§ 2. Diezelfde financiering is niet van toepassing op de kosten die voortvloeien uit het administratief beheer door het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" van de opleidingsdossiers die worden gereglementeerd door titel III van deze overeenkomst.

De raad van bestuur van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" mag alle andere financieringsmiddelen zoeken om de in lid 1 bedoelde taak uit te voeren.

HOOFDSTUK III. - Promotie van de opleidingscultuur in de ondernemingen

Art. 6. De bij deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsbevorderende regelingen worden paritair georganiseerd en beheerd.

De raad van bestuur van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" wordt belast met de paritaire evaluatie van de regelingen ter bevordering van tewerkstelling en opleiding die door deze over-eenkomst worden georganiseerd.

Art. 7. De plaatselijke representatieve werkgeversorganisaties krijgen een prioritaire rol toebedeeld bij de promotie van de opleidingscultuur in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 en van de bij deze overeenkomst bepaalde opleidings- en tewerkstellingsregelingen.

Art. 8. § 1. Om gebruik te kunnen maken van de verschillende opleidings- en tewerkstellingsregelingen die door de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden georganiseerd, moet de in artikel 1 bedoelde werkgever de opleidingstabel gebruiken en invullen.

Wordt met de opleidingstabel gelijkgesteld de eerste aanvraag om gebruik te kunnen maken van één van de opleidingsstelsels geregeld door deze overeenkomst ingediend door een werkgever bedoeld in artikel 1.

§ 2. Deze opleidingstabel bedoeld in § 1, wordt verspreid door de lokale werkgeversorganisaties. De werkgever bedoeld in artikel 1 die de tabel heeft ingevuld, moet ze terugsturen naar de lokale werkgeversorganisatie, die de opleidingstabel vervolgens overmaakt aan de bevoegde FVB-regiomanager.

§ 3. De FVB-regiomanager neemt contact op met de werkgever om de opleidingsregelingen aangeduid op de opleidingstabel bedoeld in § 1 op het niveau van de onderneming in werking te stellen en om het opleidingsdossier voor de onderneming samen te stellen.

Het opleidingsdossier bevat enkel de opleidingstabel bedoeld in § 1 en een kopie van de documenten nodig voor het in werking stellen van de regelingen aangeduid op de opleidingstabel.

§ 4. Naar analogie van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, raadpleegt de werkgever de syndicale afvaardiging over de toepassingsmodaliteiten in de onderneming van de verschillende opleidingsregelingen aangeduid op de opleidingstabel bedoeld in § 1.

TITEL II. - Opleiding en tewerkstelling van jongeren

HOOFDSTUK I. - Het bouwleerlingwezen

Art. 9. Er worden twee specifieke regelingen voor industrieel leerlingwezen georganiseerd in het kader van de bevordering van de tewerkstelling van jongeren overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst.

Het jongerenleerlingwezen (JLW) is voorbehouden aan de jongeren die aan de deeltijdse leerplicht zijn onderworpen.

De alternerende bouwopleiding (ABO) richt zich tot jongeren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 27 van deze overeenkomst.

Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

  1. De leerovereenkomst

    Art. 10. § 1. De leerovereenkomst wordt schriftelijk opgesteld volgens het model van leerovereenkomst dat als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevoegd.

    § 2. De leerovereenkomst bevat de verplichte vermeldingen voorgeschreven in artikel 7 van voormelde wet van 19 juli 1983.

    In de leerovereenkomst wordt tevens vermeld dat ze wordt gesloten ter uitvoering van voormelde wet van 19 juli 1983 en van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

    Art. 11. De leerovereenkomst die gesloten wordt voor de duur van de in het leerreglement bepaalde leertijd, wordt ondertekend door de bij artikel 9 bedoelde jongere, de werkgever en het erkend opleidingscentrum. Het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" geeft zijn visum voor de leerovereenkomst.

    Art. 12. De duur van de proeftijd is vastgesteld op drie maanden.

    De eerste maand van de proeftijd gebeurt bij voorkeur in de onderneming.

    Voor de jongeren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 27 omvat de proeftijd tenminste twee maanden praktische opleiding in de onderneming.

    Art. 13. De rechten en plichten voortvloeiend uit de relatie die tot stand komt tussen de leerling en de werkgever worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 19 juli 1983.

    Deze bepalingen worden integraal opgenomen als bijlage bij de leerovereenkomst bouw.

    Art. 14. De praktische opleiding van de leerjongen wordt toevertrouwd aan een geschoolde arbeider in de onderneming die optreedt als verantwoordelijke voor de opleiding.

    In afwijking van lid 1 treedt de werkgever op als verantwoordelijke voor de opleiding indien :

    - de onderneming geen arbeiders tewerkstelt;

    - geen enkele arbeider van de onderneming de nodige bekwaamheid heeft of de functie van verantwoordelijke voor de opleiding wenst uit te oefenen.

    Voor de verantwoordelijke voor de praktische opleiding is het aanbevolen dat hij een pedagogische opleiding in de begeleiding van jongeren heeft gevolgd.

    Art. 15. Bij herhaalde ongerechtvaardigde afwezigheden van de leerling tijdens de theoretische oplei-ding in het erkend opleidingscentrum, beslist het Paritair Leercomité, op voorstel van het "Fonds...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT