27 MEI 2002. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de Lidstaten van de Europese Unie, gedaan te Brussel op 10 maart 1995 (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. De Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de Lidstaten van de Europese Unie, gedaan te Brussel op 10 maart 1995, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 27 mei 2002.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Buitenlandse Zaken,

L. MICHEL

De Minister van Justitie,

M. VERWILGHEN

Met 's Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,

M. VERWILGHEN

_______

Nota's

(1) Zitting 2000-2001.

Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 11 april 2001, nr. 2-717/1.

Zitting 2001-2002.

Verslag namens de commissie, nr. 2-717/2. - Verslag namens de commissie, nr. 2-717/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 21 februari 2002. - Stemming, vergadering van 21 februari 2002.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1651/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1651/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 maart 2002. - Stemming, vergadering van 28 maart 2002.

Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de Lid-Staten van de Europese Unie

De Hoge Verdragsluitende Partijen bij deze Overeenkomst, Lid-Staten van de Europese Unie,

Onder verwijzing naar de Akte van de Raad van 10 maart 1995,

Wensend de justitiële samenwerking in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie te verbeteren, zowel wat betreft het instellen van vervolgingen als wat betreft het ten uitvoer leggen van straffen,

Erkennend het belang van de uitlevering als onderdeel van de justitiële samenwerking voor het verwezenlijken van dit doel,

Ervan overtuigd dat de uitleveringsprocedure dient te worden vereenvoudigd, op een wijze die verenigbaar is met hun fundamentele rechtsbeginselen, met inbegrip van de beginselen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

Vaststellend dat bij een groot aantal uitleveringsprocedures de betrokkene zich niet tegen zijn overlevering verzet,

Overwegende dat het wenselijk is dat in dergelijk geval de tijd die met de uitlevering gemoeid is evenals de duur van de hechtenis met het oog op de uitlevering, tot een minimum worden beperkt,

Overwegende dat de toepassing van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 derhalve dient te worden vergemakkelijkt door de uitleveringsprocedure te vereenvoudigen en te verbeteren,

Overwegende dat de bepalingen van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van toepassing blijven op alle aspecten die niet in deze Overeenkomst worden behandeld,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen :

ARTIKEL 1

Algemene bepalingen

  1. Deze Overeenkomst strekt ertoe door aanvulling van het Europees Verdrag betreffende uitlevering, de toepassing ervan tussen de Lid-Staten van de Europese Unie te vergemakkelijken.

  2. Lid 1 laat de toepassing van gunstiger bepalingen van geldende bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen Lid-Staten onverlet.

    ARTIKEL 2

    Verplichting tot overlevering

    De Lid-Staten verplichten zich ertoe om elkaar, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, personen die voor uitlevering worden gezocht over te leveren volgens de bij deze Overeenkomst vastgestelde verkorte procedure, mits de betrokken persoon daarmee instemt en de aangezochte Staat zijn toestemming voor deze overlevering heeft gegeven.

    ARTIKEL 3

    Voorwaarden voor de overlevering

  3. Krachtens artikel 2 wordt elke persoon om wiens voorlopige aanhouding in overeenstemming met artikel 16 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering is verzocht, overgeleverd volgens het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 12, lid 1, van de onderhavige Overeenkomst.

  4. De in lid 1 bedoelde overlevering is niet afhankelijk van de indiening van een verzoek tot uitlevering en van de ingevolge artikel 12 van het Europees Verdrag betreffende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT