26 JUNI 2000. - Wet tot wijziging van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur

Art. 2. Artikel 1, tweede lid, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur wordt aangevuld als volgt :

4° richtlijn 90/313/EEG: de richtlijn 90/313/EEG van de Raad, van 7 juni 1990, inzake de vrije toegang tot milieu-informatie;

5° bestuursdocument inzake milieu : alle beschikbare informatie in geschreven, visuele, auditieve of geautomatiseerde vorm betreffende de toestand van water, lucht, bodem, fauna, flora, akkers en natuurgebieden, betreffende activiteiten (met inbegrip van activiteiten die hinder veroorzaken, zoals lawaai) en maatregelen die hierop een ongunstig effect hebben of waarschijnlijk zullen hebben, en betreffende beschermende activiteiten en maatregelen ter zake, met inbegrip van bestuursrechtelijke maatregelen en milieubeheersprogramma's

.

Art. 3. In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. Er wordt een § 2bis ingevoegd, luidende :

    § 2bis. De uitzonderingsgronden bedoeld in § 1, 6°, en in § 2, 2°, kunnen niet ingeroepen worden door een federale administratieve overheid die bestuursdocumenten inzake milieu bezit

    .

  2. § 5 wordt aangevuld met het volgende lid :

    In afwijking van het eerste en tweede lid en krachtens artikel 3, § 4, van de richtlijn 90/313/EEG, geeft de federale administratieve overheid waarbij een aanvraag tot openbaarheid betreffende bestuursdocumenten inzake milieu die zij bezit, aanhangig gemaakt wordt, een uitdrukkelijk antwoord binnen een niet verlengbare termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In geval van afwijzing deelt de federale administratieve overheid de redenen voor haar beslissing mee aan de aanvrager, uiterlijk bij het verstrijken van die termijn. De redenen moeten in elk geval samen met de beslissing tot afwijzing meegedeeld worden

    .

    Art. 4. In artikel 8, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1998, worden de woorden « met inbegrip van het geval van uitdrukkelijke beslissing tot afwijzing bedoeld in artikel 6, § 5, derde lid, » ingevoegd tussen de woorden « op grond van deze wet, » en de woorden « kan hij een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT