3 MEI 2002. - Wet tot wijziging van de onverenigbaarheidsregeling voor de leiders van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Artikel 27 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen wordt vervangen door de volgende bepaling :

Art. 27 § 1. Onverminderd artikel 20 mogen de bestuurders, zaakvoerders of directeuren van een kredietinstelling en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de instelling, al dan niet ter vertegenwoordiging van de kredietinstelling, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.

§ 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de kredietinstelling moet invoeren en doen naleven teneinde :

1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen;

2° te voorkomen dat bij de kredietinstelling belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;

3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies.

De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.

Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen.

§ 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de kredietinstelling, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling dan wel personen die zij aanwijst.

De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT