Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan., de 20 septembre 2001

Artikel 1. Het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan is vastgesteld. Het is indicatief in al zijn bepalingen. Het omvat de hierbij gaande stukken :

  1. het document getiteld " Inleidende vaststelling bij het gewestelijk ontwikkelingsplan ";

  2. het document getiteld " De krachtlijnen van het Stadsproject " dat de volgende elementen bevat :

    1. de conclusies van de inleidende vaststelling;

    2. het stadsproject;

    3. de transversale voorwaarden voor de uitvoering van het stadsproject;

  3. zes kaarten op schaal 1/25.000 ter illustratie van de bepalingen opgesomd in 2°, b.

    Art. 2. De lijst van de gewestelijke besturen en de gewestelijke instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 18, 2e lid van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende de organisatie van de planning en de stedenbouw, wordt bij het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan gevoegd.

    Art. 3. De Minister-President is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

    Brussel, 20 september 2001.

    De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek,

    F.-X. de DONNEA

    De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,

    J. CHABERT

    De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting,

    E. TOMAS

    De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel,

    D. GOSUIN

    De Minister van het Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen,

    G. VANHENGEL

    BIJLAGEN.

    Art. N1. INLEIDING BIJ HET GEWESTELIJK ONTWIKKELINGSPLAN.

    1. Progressieve groei van de bevolking na een sterke achteruitgang.

      1.1. Tendensen en perspectieven.

      De bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bereikte een maximum in 1967 met 1.081.000 inwoners. Daarna kende ze een sterke achteruitgang ten gunste van de rand. Op 1 januari 2000, bedroeg de Brusselse bevolking bijna 960.000 inwoners (1), dit is zowat 50.000 minder dan in 1980 en 120.000 minder dan in 1967. Deze achteruitgang is tot stilstand gekomen midden jaren '90 en is de laatste jaren zelfs omgebogen tot een lichte bevolkingsgroei.

      ( (1) Dit cijfer omvat ook de mensen die een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend. Bron : COOPARCH. )

      De terugloop van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot aan het begin van de jaren '90 stemt overeen met een fenomeen van suburbanisatie dat typisch is voor stedelijke centra, zowel in België als in het buitenland. Het gaat gewoonlijk gepaard met een groei van de grootstedelijke bevolking (2). In bepaalde steden echter, zoals Amsterdam, gaat de grootstedelijke bevolkingstoename evenwel gepaard met de toename van de stadsbevolking.

      ( (2) Metropool : een centrale plaats, een beslissingscentrum van een netwerk van steden. Het is een plaats waar impulsen van uit gaan, van creativiteit, waar opdrachten gegeven worden en die een verbindingspunt is van de meest gevarieerde stromingen. Bailly A., R. Ferras en D. Pumain (1983), Encyclopédie de la Géographie. Ed. Economica : Paris. )

      Afbeelding 1.

      De gewestelijke bevolking daalde net iets minder dan een half procent per jaar tussen 1980 en 1996 en steeg in Vlaams- en Waals-Brabant met 0,6 %. De groei van de rand zet zich vandaag nog altijd door, zij het aan een langzamer tempo.

      Afbeelding 2.

      De achteruitgang van de bevolking in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is te vergelijken met deze van de andere steden van het land, terwijl het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant (het voormalige Brabant) samen een gelijkaardige evolutie kennen als de andere Europese stedelijke (3) gebieden.

      ( (3) Het stedelijk gebied is het geheel van de agglomeratie en de grootstad. NIS. Urbanisatie. Monografie nr. 11. 1998. )

      Afbeelding 3.

      De demografische dynamiek in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft lange tijd een vrij eenvoudig patroon gevolgd : een teruggang van de bevolking in de oude wijken en stabiliteit of toename in de recenter verstedelijkte wijken.

      Sinds 10 jaar hebben de vermindering van het aantal nieuwe verkavelingen in de tweede gordel, - wat verband houdt met de schaarste aan bouwgronden - en de renovatie-inspanningen in de historische wijken ertoe geleid, dat het beeld van die demografische dynamiek veel vager is geworden. Dit gebrek aan een duidelijke tendens doet zich ook voor op het niveau van de morfologische agglomeratie (4) Brussel.

      ( (4) De morfologische agglomeratie omvat de centrale stad en de stadsgordel. NIS. Urbanisatie. Monografie nr. 11. 1998. De Brusselse agglomeratie overschrijdt uiteraard de administratieve grenzen van het Hoofdst. Gewest. )

      Afbeelding 4.

      1.2. Ontleding van de demografische dynamiek

      De recente groei van de Brusselse bevolking wordt verklaard door de evolutie van verschillende componenten van de demografische dynamiek :

      - het positief migratiesaldo met het buitenland vertoont een stijgende tendens sedert 1983;

      - het binnenlands negatief migratiesaldo herstelt zich merkbaar sedert 1990, na de sterke achteruitgang op het einde van de jaren 80;

      - het natuurlijke saldo is positief en neemt nog toe.

      Afbeelding 5 en Afbeelding 6.

      Deze gunstige situatie moet worden gezien in het kader van een toenemende internationalisatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wellicht weerspiegelt ze een verbeterde aantrekkingskracht van Brussel.

      Het migratiesaldo met de rest van België blijft echter negatief en minder gunstig dan in het begin van de jaren 80. Het is dus nog te vroeg om te kunnen spreken van een massaal fenomeen van " terugkeer naar de stad ".

    2. Uitholling van het gemiddelde inkomen met als gevolg een daling van de belastingscapaciteit

      In Brussel is het BBP per inwoner 1.5 keer hoger dan het nationale gemiddelde. Het gemiddelde inkomen van de Brusselaar ligt momenteel onder (91,3 %) het Belgische gemiddelde. Het gemiddelde inkomen bedroeg in 1971 nog 139 % van het nationale gemiddelde. Brussel komt nu na Vlaanderen (105,5 %) en zelfs na Wallonië (92,7 %). Brussel is dus geen rijke stad meer vanuit het oogpunt van het gemiddeld inkomen van zijn bevolking.

      We moeten deze vaststelling echter nuanceren, want het belastbare inkomen is uiteraard geen perfecte maatstaf voor het meten van de rijkdom of de sociaal-economische situatie van de inwoners van een gewest. De roerende en onroerende inkomens worden niet of maar gedeeltelijk opgenomen in de basis van het belastbare inkomen. Bovendien genieten de inkomens van bepaalde Europese ambtenaren of leden van het diplomatieke korps een specifieke benadering en komen ze niet voor in de beschikbare gegevens.

      Het niveau van het gemiddelde belastbare inkomen moet bijgevolg benaderd worden met een zekere voorzichtigheid. De duidelijke zichtbare tendens van de daling van het inkomen van de Brusselaars in verhouding tot het nationale gemiddelde wordt bovendien gestaafd door andere statistieken inzake werkloosheid, minimumloon, vastgoedprijzen, enz.

      Deze tendens baart natuurlijk zorgen. Ten eerste omdat ze een - hoewel onvolledige - weerspiegeling is van moeilijke situaties waarin mensen zich bevinden. Maar ook omdat ze talrijke implicaties heeft voor de algemene dynamiek van het gewest. De uittocht van de middelgrote inkomens en de welgestelde en vaak werkende bevolking naar de randgemeentes heeft gevolgen voor de mobiliteit, de kleinhandel, het onderhoud van de gebouwen, enz.

      Deze vaststelling heeft een rechtstreekse invloed op de begrotingstoestand van Brussel. Een lager inkomen dan het nationale gemiddelde houdt typisch hogere sociale uitgaven in en een verlaging van de beschikbare financiële middelen om de opdrachten van de openbare diensten ten laste van het gewest te verzekeren.

      2.1. Een inkomen dat minder snel stijgt in de Brusselse gemeentes dan in de rest van het land

      Wanneer men de periode 1971-1998 in beschouwing neemt, wordt het fenomeen van de relatieve teruggang van het gemiddelde inkomen per inwoner in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in verhouding tot het gemiddelde nationaal inkomen waargenomen in alle gemeentes zonder uitzondering zelfs wanneer men uitgaat van zeer verschillende inkomensniveaus, zoals blijkt uit de tabel hieronder (Afbeelding 7). In slechts 9 gemeentes ligt het gemiddelde inkomen per inwoner nog hoger dan het nationale gemiddelde, tegenover 19 in 1971, 15 in 1980 en 12 in 1990. Gemeentes zoals Sint-Gillis en Sint-Joost, die in 1971 nog uitstaken boven het nationale gemiddelde, bereiken daar vandaag respectievelijk maar 2/3 en de helft meer van.

      Deze relatieve achteruitgang is goed voelbaar in het centrum van het Hoofdstedelijk Gewest. Het is bijvoorbeeld interessant vast te stellen dat een gemeente zoals Sint-Joost een gemiddeld inkomen heeft dat lager ligt dan de helft van het gemiddelde inkomen van België. Deze situatie stemt overeen met een fenomeen van concentratie van de armoede in bepaalde centrale wijken van het Hoofdstedelijk Gewest. Dat observeren we ook in de rest van het gewest waar we een tendens tot homogeniteit vaststellen van de inkomens in de rand en in de tweede groene gordel van Brussel. Daar schommelt het gemiddeld inkomen rond een niveau tussen de 110 % en 140 % van het nationale gemiddelde.

      Deze relatieve achteruitgang van de middelgrote inkomens in Brussel stemt in feite overeen met een stagnatie van het reële inkomen, dat in de andere gewesten stijgt. Tussen 1991 en 1997 is het gemiddelde inkomen in Brussel maar gestegen met 1 %, tegenover een stijging met 13 % in Vlaanderen en met 10,5 % in Wallonië. Het gemiddelde inkomen per inwoner, in reële termen, is zelfs gedaald in Sint-Joost (-5,3 %), Evere (-1,85 %), Ganshoren (-0,6 %) en Anderlecht (-0,3 %). Het gemiddelde inkomen per inwoner is het sterkst gestegen in Watermaal-Bosvoorde (+3,7 %), Elsene (+2,9...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT