13 JULI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de commissie voor de evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, de permanente ondersteuningscellen en het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 30, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 mei 2012;

Gelet op het advies 51.472/1 van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. commissie : de evaluatiecommissie, vermeld in artikel 30 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

  2. departement : het Departement Onderwijs en Vorming;

  3. minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;

  4. te evalueren diensten : de pedagogische begeleidingsdiensten, de permanente ondersteuningscellen en het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten.

    HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en vergoeding van de commissie

    Art. 2. De minister stelt de leden van de commissie aan.

    Art. 3. De commissie bestaat uit :

  5. twee vertegenwoordigers van de academische wereld;

  6. een vertegenwoordiger van de instellingen van het officieel onderwijs;

  7. een vertegenwoordiger van de instellingen van het vrij onderwijs;

  8. twee ambtenaren van het departement;

  9. twee externe leden, deskundig op het vlak van de kwaliteitszorg en met een aantoonbare professionele ervaring terzake.

    Voor elke geleding wordt een plaatsvervanger aangesteld.

    Art. 4. De samenstelling van de commissie wordt meegedeeld aan de te evalueren diensten en aan de Vlaamse Onderwijsraad.

    Art. 5. De leden hebben een mandaat van zes jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.

    Art. 6. Het mandaat eindigt :

  10. in geval van ontslagneming, vanaf het ogenblik van de aanvaarding van het ontslag door de minister;

  11. ambtshalve als het lid niet meer behoort tot de geleding die hij vertegenwoordigt;

  12. bij ontslag door de minister. De minister kan een lid alleen ontslaan wegens onbekwaamheid bij het vervullen van de functie, wegens kennelijke nalatigheid of wegens een andere zwaarwegende reden die betrekking heeft op het functioneren van de persoon zelf.

    Art. 7. Bij het vroegtijdig beëindigen van het mandaat van het effectieve lid voltooit de plaatsvervanger van de desbetreffende geleding de lopende mandaatperiode van zijn voorganger. De...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT